Kerk & religie

Offeronderwijs

Hebreeën 8:3

2 August 2018 10:29Gewijzigd op 16 November 2020 13:51

„Want een iegelijk hogepriester wordt gesteld om gaven en slachtoffers te offeren, waarom het noodzakelijk was dat ook Deze wat had dat Hij zou offeren.”

De slachtoffers die op het geelkoperen altaar in de voorhof werden geofferd, kunnen in zes soorten worden verdeeld. Leviticus 7:37 somt ze op: brandoffers, spijsoffers, zondoffers, schuldoffers, vuloffers en dankoffers. Deze verschilden van al de andere offers door twee bijzonderheden. Ten eerste dat zij geheel of gedeeltelijk werden verbrand en vervolgens ”heilig” waren.

Dit in tegenstelling tot de hefoffers en de beweegoffers, die niet met vuur verbrand werden, en niet ”heilig” waren. Deze werden, zoals de benaming ook vertaald kan worden, ”heilige lofzangen” genoemd, omdat zij voor het merendeel vrijwillige dankoffers vormden. Deze offeranden bestonden uit dieren en vogels. Van de dieren werden drie soorten geofferd: één uit het vee, namelijk een jonge stier, en twee uit de kudde, namelijk een schaap en een bok. Van de vogels werden twee soorten geofferd: de tortelduiven en de jonge duiven. Daarnaast werden er mussen geofferd bij de reiniging van melaatsen (Leviticus 14:4).

Voor al deze offerdieren waren er twee vereisten: ten eerste dat zij van het mannelijk geslacht zouden zijn –behalve bij het zond- en schuldoffer– en vervolgens dat zij zonder gebrek moesten zijn. Daardoor konden zij de bekwaamheid en de onbevlektheid afschaduwen van de Heere Jezus als Priester en als Offer.

J. C. Philpot, predikant te Stamford

(”Jezus, als de grote Hogepriester van het huis Gods”, 1862)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer