”Koningskoppel” niet de cel in
Het gerechtshof in Den Haag heeft de twee hoofdrolspelers in de IRT-affaire, voormalig chef K. Langendoen van de Criminele Inlichtingendienst (CID) Kennemerland en diens voormalige rechterhand J. van Vondel, veroordeeld wegens meineed. Het zogenoemde koningskoppel hoeft echter niet de gevangenis in.
Het hof legde hen dinsdag voorwaardelijke celstraffen van respectievelijk twee en drie maanden op. Volgens het hof is bewezen dat ze in 1995 bij de parlementaire enquêtecommissie-Van Traa meineed hebben gepleegd.
De twee ex-politiemannen hebben volgens het hof onder ede gelogen over betalingen aan politie-informant P. R. De verklaringen die R. bij de rijksrecherche, de rechtbank en het hof heeft afgelegd, zijn volgens de raadsheren betrouwbaar.
Het hof gaat ervan uit dat de twee ex-CID’ers niet hebben gelogen uit eigen gewin, maar handelden volgens de gedragscode die in die tijd bij de CID in Kennemerland gold. Die hield in dat informanten absolute geheimhouding werd toegezegd. Vanuit deze professionele opstelling hebben Langendoen en Van Vondel ervoor gekozen bij de commissie-Van Traa niet de waarheid te verklaren, meent het hof.
Volgens de raadsheren is dit echter een verkeerde keuze geweest. De ex-CID’ers hadden ook met een beroep op het belang van de Staat of hun verschoningsrecht kunnen zwijgen, stelt het hof.
Bij zijn beslissing om een voorwaardelijke straf op te leggen, heeft het hof laten meewegen dat Langendoen en Van Vondel door de IRT-affaire veel negatieve publiciteit hebben gekregen en ook van andere misdaden zijn beschuldigd.
De commissie-Van Traa deed in februari 1996 aangifte van meineed. Tijdens het hoger beroep bleek dat de commissie de belofte van geheimhouding aan R. had gebroken door in de aangifte zijn privé-gegevens op te nemen. De advocaten van de twee verdachten vonden dat het openbaar ministerie alleen hierom al niet-ontvankelijk verklaard moest worden.
Het hof vindt het echter te billijken dat de commissie in haar aangifte de naam van R. heeft vermeld. Wel zou het zorgvuldiger zijn geweest als de sapman hiervan vooraf op de hoogte was gesteld, concluderen de raadsheren.
Advocaat-generaal M. van der Horst eiste in januari tegen Langendoen en Van Vondel celstraffen van twaalf en vijftien maanden, waarvan vier en vijf maanden voorwaardelijk. Hoewel ze niet de gevangenis in hoeven, zijn Langendoen en Van Vondel teleurgesteld in het arrest.
Ze gaan in cassatie. „Het hof vindt R. betrouwbaar en dat is in mijn ogen volstrekt onjuist. Bovendien hebben we ondanks herhaalde verzoeken geen toegang gekregen tot het dossier van de rijksrecherche. We hebben dus nooit kunnen vaststellen of zich daarin materiaal bevindt dat onze lezing bevestigt, terwijl het OM er vrij uit heeft kunnen putten. De Hoge Raad moet zich hier nu maar over buigen”, zegt Langendoen.
Een andere rechtszaak rond criminele inlichtingendiensten speelde dinsdag in Haarlem. Officier van justitie G. Sta eiste daar vier jaar cel en een boete van 50.000 euro tegen de Haagse advocaat M. D. Volgens het openbaar ministerie heeft de 54-jarige Hagenaar een actieve rol gespeeld in de criminele organisatie van vermeend IRT-informant K. J. Tegen negen medeverdachten werden eveneens geldboetes en straffen tot zeven jaar geëist.
J. werd eerder veroordeeld tot twaalf jaar celstraf wegens grootschalige drugshandel, illegale gokpraktijken en omkoping van voetballers. Hij werd toen vrijgesproken van de beschuldiging dat hij in 1993 en 1994 als politie-informant dubbelspel heeft gespeeld. Het landelijk rechercheteam had hiervoor geen bewijs gevonden. De zaak tegen J. dient op dit moment in hoger beroep bij het hof in Amsterdam.
Volgens officier Sta heeft advocaat D. de drugsbende van J. actief geholpen. Hij zou onder meer zijn kantoor in Den Haag beschikbaar hebben gesteld aan leden van de organisatie. Sta: „De rol van D. is die van een juridisch adviseur die 24 uur per dag beschikbaar is om de criminele organisatie met raad en daad bij te staan. Je denkt dat zoiets alleen in speelfilms en boeken gebeurt.” De advocaat zelf ontkent dat hij lid was van de misdaadorganisatie.
Uitspraak 29 maart.