Oorlog in Noord-Syrië vergroot risico op conflict met Turkije
„De Syrische oorlog is voorbij en de Verenigde Staten hebben verloren”, schreef de Amerikaanse Midden-Oostendeskundige Steven A. Cook deze maand in Foreign Affairs. Het wachten is nu op verdere inmenging van Turkije in Syrië.
Begin deze maand, op 11 juli, hadden de Israëlische premier Netanyahu en de Russische president Poetin een ontmoeting in Moskou. Na afloop werd er vrij algemeen aangenomen dat beide leiders een akkoord over Syrië hadden gesloten. Dat de Russische minister van Buitenlandse Zaken, Sergej Lavrov, afgelopen week naar Israël afreisde, vormde echter een indicatie dat er in Moskou niet veel was bereikt.
Israël had eerder geëist dat Iraanse troepen in Syrië op 40 kilometer afstand van de Israëlische grens in de Golan zouden blijven. Lavrov ging een stapje verder en bood 100 kilometer aan. Dat wees Netanyahu echter van de hand. De premier verklaarde dat Israël niets minder dan het vertrek van alle Iraanse troepen uit heel Syrië verlangde. Dat had Lavrov al eerder als volkomen onrealistisch bestempeld.
De verwachting is daarom dat Rusland geen pogingen meer zal ondernemen om de Iraanse troepenopbouw op de Syrische Golan in te dammen. Hiermee worden de kiemen gelegd voor een toekomstig gewapend conflict tussen Iran en Israël.
Na jaren van stroeve relaties heeft het Iraanse regime zich intussen weer ontfermd over de Palestijnse terreurgroep Hamas. Men kan zich daarom afvragen of het huidige geweld aan de grens van Israël met Gaza toevallig is. Het is altijd moelijk om een tweefrontenoorlog te winnen. Een conflict in zowel Gaza als op de Golan zou het Israëlische leger in een moeilijke positie brengen.
Een andere belangrijke ontwikkeling had in noordelijk Syrië plaats. De Syrische Koerden, die hier hun eigen autonome Rojava-enclave runnen, zijn begonnen contacten te zoeken met het regime in Damascus, omdat ze de bui al zagen hangen. De Koerden hadden altijd naar Washington gekeken als hun schutspatroon, die echter steeds vaker niet thuis bleek te geven.
Voor de Syrische Koerden kwam het omslagpunt wellicht op 4 juli, toen de VS een afspraak maakten met Turkije. Deze kwam erop neer dat de Koerden de Syrische stad Manbij zouden verlaten, die ze eerder met veel moeite op Islamitische Staat (IS) hadden veroverd. De Syrische Koerden interpreteerden dit als hoogverraad.
De Syrische Koerden waren zo wijs geweest om sinds het uitbreken van de burgeroorlog in Syrië in 2011 bepaalde lijntjes met Damascus open te houden. Ze zijn er bij tijd en wijle door de Syrische oppositie zelfs van beschuldigd dat ze heimelijk met het Syrische regime zouden samenwerken. De Syrische president Assad kan van alles verweten worden, maar niet dat hij niet duidelijk is.
Het Syrische leger heeft de oorlog in het zuiden bijna beëindigd en Assad liet daarom weten dat nu het noorden van Syrië aan de beurt is. De Syrische Koerden hebben daarom twee opties. Ze kunnen tegen het Syrische leger gaan vechten, dat in dit geval waarschijnlijk kan rekenen op Turkse steun. Of ze gooien het op een akkoordje met Assad, die de Koerden in dat geval zal steunen om Turkije en zijn milities uit Syrië te verdrijven.
Alles wijst erop dat de Koerden hebben gekozen voor de tweede optie. En dat betekent oorlog met Turkije.