Joden op de bres voor vervolgde christenen
Onwetendheid en vijandschap hebben plaatsgemaakt voor vriendschap. In de afgelopen tientallen jaren zijn de betrekkingen tussen Joden en christenen sterk verbeterd.
De verbeterde betrekkingen hebben verschillende oorzaken. Kerken verklaarden in de afgelopen decennia bijvoorbeeld dat christenen de Joden niet hebben vervangen als verbondsvolk. Ze erkenden dat Joden ten onrechte zijn verguisd en dat de terugkeer van de Joden naar het land van hun voorvaderen een teken is van Gods trouw. Christenen verdiepten zich bovendien in de Joodse achtergronden van hun eigen geloof. Ze kwamen en masse op vakantie in Israël. Daarnaast kwam er veel geld van met name evangelische christenen naar humanitaire projecten in Israël.
Omgekeerd spraken en spreken Joden zich vaker uit tegen christenvervolging. In 1997 schreef de Joods-Amerikaanse onderzoeker Michael Horowitz al een betrokken voorwoord in een boek over wereldwijde christenvervolging van Paul Marshall en Lela Gilbert. „De stilte en onverschilligheid van de westerse elites over mishandelingen, plundering, marteling, gevangenname, onderwerping, moord en zelfs kruisiging van steeds kwetsbaarder wordende christelijke gemeenschappen raakt mij als Jood heel diep”, noteerde hij.
De bekende rabbijn Jonathan Sacks stipte in 2013 tijdens de Erasmuslezing in New York aan dat het aantal christenen in het Midden-Oosten is gedaald van 20 naar 4 procent. Op zijn website schrijft hij: „Dit is een van de grote misdaden in onze tijd, maar er is bijna niet over gerapporteerd en niet tegen geprotesteerd.”
Het zwijgen van de wereld viel ook Malcolm Hoenlein op. In zijn hoedanigheid als voorzitter van de Conferentie van Hoofden van Amerikaanse Joodse Organisaties zei hij in 2014 tegenover de Times of Israel dat hij het idee had dat Joden nog „het meest boos” over christenvervolging zijn – meer dan christenen dus.
Deze maand schreef Faydra Shapiro, directeur van het Israël Centrum voor Joods-Christelijke betrekkingen, in The Jerusalem Post: „Het is tijd voor ons om (…) verder te kijken dan onszelf en onze onmiddellijke noden. Wist u dat in de afgelopen zes maanden ongeveer 6000 christenen, vooral vrouwen, kinderen en ouderen, zijn vermoord in Nigeria door de Fulani-veehouders?”
Nigeria is ver, maar ze wijst erop dat de vervolgingen vaak plaatsvinden in de landen die dicht bij Israël liggen. Toch weten Joden in Israël volgens haar vaak niet veel meer van het christendom dan wat zij op de Amerikaanse televisie over Kerst hebben gezien en wat ze op school hebben geleerd over de Spaanse inquisitie. „Ten onrechte denken ze aan een krachtige, triomferende, westerse kerk.”
Vervolgens benadrukt ze dat christenen vaak geleefd hebben als kleine, vervolgde en verstrooide minderheden. Die waren afhankelijk van machtige, niet altijd vriendelijke, meerderheden.
Na zeventig jaar kunnen Israëliërs zich veilig voelen in hun eigen staat. De vraag is volgens haar wat de betekenis is van die staat. Het opkomen voor christenen en andere minderheden die met genocide worden bedreigd is volgens haar de belangrijkste morele verantwoordelijkheid die Joden hebben. „Christenen hebben naast Israël gestaan. Het is nu tijd dat Israël leert naast christenen te staan.”