„We klungelen maar wat aan met relaties”
Of de zaak te keren valt, betwijfelen zij. Toch willen vijf geleerden, juist nu in andere landen de discussie woedt over het homohuwelijk, nog eens de alarmbel over de achteruitgang van het huwelijk in Nederland laten rinkelen. „Het zou al heel wat zijn als we in ons land zouden erkennen dat we een ernstig probleem hebben.”
Prof. mr. M. van Mourik, een van de ondertekenaars van een in deze krant geplaatste open brief over het huwelijk, ervaart het bijna dagelijks. „Het huwelijk daalt snel in aanzien.”
Naast het hoogleraarschap notarieel recht in Nijmegen heeft hij een praktijk als notaris. „Daar merk ik het voortdurend: Mensen hebben geen idee meer van het bijzondere van het huwelijk. Alles wordt puur zakelijk afgewogen. Wat hebben we voor mogelijkheden? Wat zijn de voor- en nadelen van gewoon samenwonen, geregistreerd partnerschap of huwelijk? Nou ja, dan kiezen we maar voor dit of voor dat.”
Het snijdt Van Mourik door zijn ziel dat de gedachte steeds dieper wegzakt dat het huwelijk een publiekelijk aangegane verbintenis is die een levenslange lotsverbondenheid inhoudt. „Dat is dus meer dan van elkaar houden. Maar tegenwoordig klungelt men maar wat aan. Velen hebben niet door dat al dat private gedoe ten diepste voortkomt uit de angst je blijvend aan anderen te binden.”
Waar Van Mourik vooral uit zijn praktijkervaring put, is dr. J. van Loon, hoofd onderzoeksschool cultuur en communicatie aan de Nottingham Trent University, in de eerste plaats een man van de cijfers. Van Loon, medeondertekenaar van de open brief: „Ik ben onderzoeker, statisticus. Een jaar geleden heb ik een onderzoek afgerond waarin ik Engeland en Nederland vergeleek als het gaat om huwelijk en relaties. Daaruit bleek dat Nederland nog altijd beter scoort als het gaat om huwelijkstrouw en stabiele opvoedingssituaties, maar dat we hard op weg zijn het veel slechtere gezinsklimaat van Engeland over te nemen. We maken een inhaalslag.”
Van Loon wijst erop dat er in 2003 13.000 huwelijken minder werden gesloten dan in 1990. Opmerkelijker nog is dat vorig jaar al bijna een op de drie kinderen buiten het huwelijk werd geboren, terwijl dat in 1989 nog voor slechts een op de tien gold. „Dat soort cijfers is van groot belang. Met name in Amerika is heel veel onderzoek gedaan naar het verband tussen losse, wisselende relaties van ouders enerzijds en het gebruik van drugs, crimineel gedrag en het oplopen van seksueel overdraagbare aandoeningen bij jongeren anderzijds. Tussen die zaken is onmiskenbaar een sterk verband.”
Voor Van Loon rest daarom maar één conclusie: „Het huwelijk vormt de beste setting voor de succesvolle opvoeding van een kind. En dan hoef je niet altijd in zware termen zoals criminaliteit te denken. Maar een kind dat buiten een gezin van gehuwde ouders opgroeit, heeft altijd een grotere kans op problemen bij de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid, zijn gezondheid, schoolprestaties en de kwaliteit van zijn eigen toekomstige relaties.”
De grote vraag is wat Nederland kan doen om de ingezette ontwikkeling te keren. „Om te beginnen zouden politici, wetenschappers en opinieleiders moeten erkennen dat we hier met een groot probleem te maken hebben”, stelt Van Mourik. „Vervolgens zou er een nationaal debat moeten komen over de vraag hoe we het huwelijk weer een bijzondere, beschermde positie kunnen geven.”
Wat we in elk geval nooit hadden moeten doen was vier jaar geleden een officieel homohuwelijk creëren. „Dat is in mijn visie een belangrijke oorzaak geweest van de waardedaling van het huwelijk. Dat had nooit mogen gebeuren. Net als Duitsland en de Scandinavische landen hadden we het moeten houden bij het geregistreerd partnerschap voor homo’s. We hadden het lef moeten hebben om tegen een relatief kleine groep in de onze samenleving te zeggen: Blijf met je vingers van het huwelijk af.”
Van Loon zou geen eenduidig causaal verband willen leggen tussen de invoering van het zogenaamde homohuwelijk en de devaluatie van het huwelijk. „Maar een samenhang is er natuurlijk wel. Beide ontwikkelingen komen voort uit eenzelfde wortel. Het is niet toevallig dat ze zo ongeveer gelijktijdig optreden. Het is allemaal het gevolg van het loslaten van een normatief denken dat uitgaat van vastliggende waarden -of die nu met het natuurrecht in verband gebracht worden of met God- en het in plaats daarvan menen dat we zelf de samenleving wel vorm kunnen geven op grond van onze eigen, tijdgebonden gedachten.”
Daarbij komt, aldus Van Loon, dat het hele debat over het homohuwelijk het dalende aanzien van het huwelijk waarschijnlijk wel versterkt heeft. „Voorstanders van het homohuwelijk gingen vaak uit van een scheiding tussen huwelijk en opvoeding van kinderen. Dat zouden heel verschillende zaken zijn. Het is moeilijk voor te stellen dat een intensieve mediacampagne dat huwelijk en ouderschap niets met elkaar te maken hebben en dat er allerlei, gelijkwaardige samenlevingsvormen bestaan waarover je geen moreel oordeel mag hebben, geen sociale gevolgen zou hebben gehad.”