Bioloog creëert zijn eigen natuurgebied
Bioloog Edo van Uchelen creëerde in Drenthe met eigen geld een lusthof voor reptielen en amfibieën. Ook vogels en kleine roofdieren voelen zich er thuis.
Toen hij twintig jaar geleden vanuit een rijtjeshuis in Amersfoort naar een vrijstaande woning op 7000 vierkante meter verhuisde, vond bioloog en fotograaf Edo van Uchelen (54) dat een enorme lap. Inmiddels heeft hij akkerland, bos en weiland bijgekocht en is hij samen met zijn vrouw eigenaar van een natuurgebied van 4,5 hectare aan de rand van het Nationaal Park Drents-Friese Wold bij Vledder, in Drenthe.
Van Uchelen hoeft alleen maar een fietspad over te steken om van zijn tuin in zijn eigen natuurgebied te komen. Dit zwaarbemeste akkerland van ruim een hectare kocht hij om er natuur van te maken. Toen de gemeente later van een halve hectare bos af wilde, kocht hij ook dat. Later kwam er nog een weiland van de overleden buurman bij.
Achter een haag ligt een vijftiental poelen waar boomkikkers, kamsalamanders, slangen en hagedissen zich thuis voelen. Waterdrieblad en waterranonkel bloeien, voor orchissen en orchideeën is het deze maand nog te vroeg. Van Uchelen: „We hebben zand uitgegraven en een deel van de leemlaag eronder.” Met het zand uit de kuil is een heuvel gevormd waar vetblad, een vleesetend plantje, met een teer lichtblauw bloemetje bloeit.
De microbioloog liet een paar vrachtwagens mergel storten ter compensatie van de zure veenbodem, zaaide wilde bloemen en planten en schepte en brandde graszoden af om de natuur de ruimte te bieden.
Overwinteren
Een berg verweerde keien is met mos begroeid. „Hier ligt een meter puin onder, ideaal voor hagedissen en salamanders. Diep in de grond kunnen ze mooi overwinteren”, zegt Van Uchelen.
Links en rechts liggen ondiepe schalen van cement vol water met daarin een omgekeerde dakpan. Van Uchelen graait door het modderlaagje op de bodem en vist er een geelbuikvuurpad uit. Het grijsbruine beestje heeft aan de onderkant felgele lijnen en vlekken. „In de schalen kan het water wel 40 graden worden, dat vinden ze lekker.”
Verspreid over het terrein liggen tapijttegels. Ringslangen, gladde slangen en adders, de drie soorten slangen die Nederland rijk is, kruipen er graag onder. Als Van Uchelen een tegel oplicht, schieten er pissebedden weg. Slangen laten zich vandaag niet zien. Wel kronkelen tussen de plantenwortels twee jonge hazelwormen, bruinbeige hagedisjes zonder poten.
De aangeplante linden halen met hun wortels van wel 8 meter diepte kalk naar boven die vrijkomt als het blad verrot. Dat is goed voor bomen en andere planten en dieren, zoals de wijngaardslakken die met de mergel zijn meegekomen.
Schuilgelegenheid
Braam, lijsterbes en meidoorn schieten hoog op. „Een ideale schuilgelegenheid voor vogels en andere dieren, precies zoals het hoort in een bos. Daar moet je niet van opzij doorheen kunnen kijken.” Er is veel daslook en de rode pimpernel bloeit.
Van Uchelen praat enthousiast over kappen en snoeien. Manshoge takkenbossen zakken in enkele jaren in elkaar en vergaan tot er nauwelijks meer wat van over is. Hout is voedsel voor insecten en andere kleine dieren, die zelf worden gegeten door vogels, reptielen en amfibieën, die op hun beurt wezels en bunzingen aantrekken. Ook dassen frequenteren het terrein. „Kijk, dit pad gebruiken ze en hier hebben ze emelten gezocht, larven van de meikever.”
Ook wezels, bunzingen en steenmarters gebruiken die paadjes. „Dieren struinen niet dwars door het gras als dat niet hoeft.” Van Uchelen weet precies wat er langskomt, kleine infraroodcamera’s kunnen van minuut tot minuut vastleggen wat er passeert.
Kleinste marterachtige
Waar eens de moestuin was, voorzien zonnepanelen in de elektriciteitsbehoefte en staat een bakje waar Van Uchelen dag in dag uit een muis of eendagskuiken legt. Voor de wezels. Die kunnen er via pvc-buizen in en uit. Een cameraatje registreert elke beweging. „Ik heb eens 4200 foto’s weg zitten klikken voordat ik de eerste trof met een wezel erop.” Daarmee was bewezen dat de kleine roofdieren er zitten. „Maar ik heb er nog nooit een in het echt gezien”, zegt de bioloog met enige spijt. De kleinste marterachtige is alert, watervlug en zeer schuw.
Voor de bunzingen zijn er ‘appartementen’ in de vorm van een stapel stenen met ‘kamers’ ter grootte van een ruime schoenendoos, waar ze naar binnen kunnen via een pvc-buis. „Dit ligt er pas een halfjaar en je ziet er niets meer van”, zegt Van Uchelen tevreden. Zoden met wilde planten camoufleren het golfplaten dak en als de buizen er niet uitstaken, zou je niet vermoeden dat hier een mensenhand aan te pas is gekomen.
Staatsbosbeheer
Dit deel grenst aan terrein van Staatsbosbeheer. De bioloog is kritisch over het beleid van zijn grote buurman, die bos wil én hout oogst. „De dikste bomen staan nooit in het bos”, grijnst hij. Zelf haalt hij helemaal geen hout van zijn perceel, al wat hij kapt en snoeit blijft in de natuur. Dat het hout voor zijn kachel van elders komt, wringt wel een beetje met die gedachte, beseft Van Uchelen.
Met de gemeente zit hij niet altijd op één lijn. Het maaien van wegbermen en afvoeren van het maaisel bijvoorbeeld gaan ten koste van de muizenpopulatie. „Zonder muizen hebben uilen en andere roofvogels geen kans.” Daarom laat hij gras en kruiden rustig afsterven, zodat muizen er kunnen schuilen en uilen er voedsel vinden. Dat de buurman de lelies die hij kweekt met bestrijdingsmiddelen beschermt tegen ziekten en vraat bevalt hem evenmin, maar kan hij niet veranderen.
Steenmarters
In het bos zijn de naaldbomen, exoten immers, omgekapt en is hier en daar een boom omgetrokken. Het gat van de wortels biedt schaduwminnende planten kansen. De stam vormt een luchtbrug naar de kruin, waar houtduiven nestelen. Doordat de zon de bodem beter bereikt, ontstaat meer variatie in de plantengemeenschap.
Dichter bij huis staat de schuilhut die natuurfotografen graag huren. Via spiegelglas –bekend van detectives– kun je er ’s avonds steenmarters bekijken. Van Uchelen lokt ze met noten, druiven en pindakaas. Ze zijn gewend aan lampen, zodat ze zich gemakkelijk laten vastleggen als ze pindakaas van een boomstam likken. „Ze gaan ’s nachts wel twintig plaatsen langs op zoek naar voedsel. Hier is het altijd prijs, dus dit slaan ze nooit over.”