KNRM-directeur uit kritiek op ambulance
Ambulancediensten kunnen door vaker deel te nemen aan gezamenlijke oefeningen met andere reddingsdiensten bijdragen aan het efficiënter laten verlopen van reddingsoperaties rondom de binnenwateren.
Dat zei S. Wiebenga, directeur van de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij (KNRM), dinsdag tijdens de presentatie van het jaarverslag over 2003 in het KNRM-boothuis in Katwijk aan Zee.
„Oefenen voor reddingsoperaties kost geld, geld dat ambulancediensten vaak besteden aan bijvoorbeeld nieuwe apparatuur. Hierdoor spelen ambulances bij gezamenlijke oefeningen met andere hulpinstanties minder vaak een rol bij dan wij als KNRM wenselijk achten”, aldus Wiebenga. De Beroeps Vereniging Ambulancezorg was vanmorgen niet voor commentaar bereikbaar.
Verder is volgens Wiebenga de afstemming tussen diverse hulpinstanties bij reddingsacties rondom binnenwateren voor verbetering vatbaar. „Probleem is dat we ons op binnenwateren binnen gemeentegrenzen bevinden, waardoor continue afstemming met lokale autoriteiten zoals burgermeesters noodzakelijk is.”
De KNRM wil in de aanloop naar 2010 haar reddingscapaciteit verder vergroten. De reddingsmaatschappij wil in noodsituaties 200 mensen binnen een uur uit het water kunnen halen. Dat geldt voor alle plaatsen binnen 10 mijl (ongeveer 16 kilometer) uit de Nederlandse kust. Op de Waddenzee en in de omgeving rond de grootste havens streeft de organisatie er zelfs naar 400 drenkelingen per uur te kunnen redden. Dat kan volgens Wiebenga met snellere of grotere boten.
De KNRM vervult haar hulpverleningstaak op zee en op de grote binnenwateren. In 2003 rukte zij 1517 keer uit voor een hulpverleningsactie, waarbij 2699 mensen zijn gered. Tien jaar geleden was het aantal acties nog 1000.
De reddingsmaatschappij wordt uitsluitend met vrijwillige fondsenwerving instandgehouden. De inkomsten bestaan, behalve uit beleggingsopbrengsten, hoofdzakelijk uit giften van donateurs, de zogenaamde ”Redders aan de wal”, en uit nalatenschappen. Volgens adjunct-directeur R. Boogaard spelen met name de orthodox-christelijke gezindte en de Joodse gemeenschap bij deze nalatenschappen een prominente rol. De laatste groep doet dat uit dankbaarheid voor het feit dat de KNRM in en na de Tweede Wereldoorlog Joden naar Engeland bracht. De nalatenschappen zorgen voor zo’n 40 procent van de jaarlijkse inkomsten.