Veinzerij
Mattheüs 6:16a
„En wanneer gij vast, toont geen droevig gezicht, gelijk de geveinsden; want zij mismaken hun aangezichten, opdat zij van de mensen mogen gezien worden als zij vasten.”
Er zijn mensen die doen alsof ze bekeerd zijn, maar die niet in het minste gebeterd zijn. Hiermee bedoel ik niet de vromen die steeds van harte over zichzelf klagen en die moeten bekennen dat zij gedurig zichzelf tegenvallen. Ik bedoel degenen die zeggen dat ze bekeerd zijn en wiens gedrag en wandel nog in het minste niet beter zijn dan voorheen. Van hen kan dus niet gezegd worden: „De rechtvaardige is voortreffelijker dan zijn naaste.” Ik bedoel zulke mensen die dapper kunnen spreken met Jakobs fijne stem, maar die steeds blijven werken met Ezaus ruige hand. Ik doel op degenen die in de gezelschappen van vromen tranen kunnen storten en fraai kunnen spreken van benauwdheid en strijd, van verruiming en vertroosting, van geloof en verzekering en meer andere dingen, maar die onder dat alles wereldsgezind zijn, onrechtvaardige bedriegers en geveinsde huichelaars, bij wie het een voet te hoog zit, zoals men weleens zegt. Ze hebben een vrome tong, maar een boos hart. Tot hen moeten wij zeggen: het is mogelijk om mensen en uzelf te bedriegen, maar God, voor Wie alle dingen naakt en geopend zijn, kunt u niet bedriegen of misleiden. Eenmaal komt er een dag waarin uw bedrog openbaar wordt.
Wulfert Floor, landbouwer te Driebergen (”Al de eenvoudige oefeningen”, 1913)