Is 2 Koningen oneerlijk over Manasse?
Het boek Koningen rept met geen woord over de bekering van koning Manasse. Hij wordt uitsluitend gepresenteerd als een goddeloze vorst. Daarmee geeft dit Bijbelboek toch een oneerlijk beeld van deze koning?
JA
Preken over koning Manasse gaan bijna altijd over 2 Kronieken 33. Daar vinden we beschreven dat deze goddeloze koning zich uiteindelijk bekeerde. Hij kwam tot inkeer nadat hij door de Assyriërs gevangen was gezet, kreeg zijn troon in Jeruzalem terug en verwijderde daar de afgoden die hij eerder had gemaakt.
In 2 Koningen 21 lezen we echter niets van dit alles. Na de uiteenzetting over Manasses hemeltergende zonden volgt daar niet het verhaal over zijn gevangenschap en bekering, maar een oordeelsprofetie. De Heere laat aankondigen dat Hij Juda en Jeruzalem (het tweestammenrijk) zal straffen, zoals Hij eerder het tienstammenrijk ten onder had doen gaan. En inderdaad, wanneer het einde van het boek Koningen de ondergang van het tweestammenrijk verhaalt (ongeveer vijftig jaar na Manasses dood), wordt die tot tweemaal toe nog eens expliciet met de zonden van Manasse in verband gebracht (2 Kon. 23:26-27; 24:3-4). Het boek Koningen schetst dus een uiterst en uitsluitend negatief beeld van deze koning.
Nu zijn er wel wetenschappers die aannemen dat het verhaal over Manasses gevangenschap en bekering een verzinsel van de Kroniekenschrijver is. Dan zou het beeld dat Koningen geeft dus wel fair zijn, omdat juist dat beeld overeen zou komen met de feiten. In een eerdere bijdrage aan deze rubriek heb ik echter gepoogd deze mening te weerleggen (RD 2-7-2016). Maar als we aannemen dat Manasse zich wel echt bekeerde, dan lijkt het er inderdaad op dat Koningen een oneerlijk beeld van hem geeft (dat de schrijver deze geschiedenis niet kende, is erg onwaarschijnlijk). Het boek vertelt blijkbaar slechts het halve verhaal en geeft zo de indruk dat Manasse zonder meer Juda’s meest goddeloze koning was. Als later het boek Kronieken niet geschreven was, zouden wij stellig nooit vermoed hebben dat Manasse aan het einde van zijn leven de Heere diende.
NEE
Om dit ‘oneerlijke’ beeld van Manasse in Koningen op zijn waarde te schatten, is het echter van belang dat we ons realiseren met wat voor soort literatuur we te doen hebben. Wanneer we de Bijbelse geschiedschrijving bestuderen, wordt al snel duidelijk dat deze nooit bedoeld is om een zo objectief en compleet mogelijk beeld van het verleden te schetsen. Integendeel, de Bijbelschrijvers schrijven weliswaar over het verleden, maar ze doen dat steeds op zo’n manier dat er in hun beschrijving een duidelijke boodschap doorklinkt (profetische geschiedschrijving). Juist het overbrengen van die boodschap lijkt hun belangrijkste doel geweest te zijn.
In het geval van het boek Koningen is de boodschap niet moeilijk te ontdekken. Niet voor niets loopt dit boek uit op de verwoesting van Jeruzalem en de ballingschap van het volk. De schrijver wil met zijn boek laten zien hoe het zover kon komen: doordat Juda’s koningen steeds opnieuw „deden wat kwaad was in de ogen des Heeren.” Heel in het bijzonder zag de Koningenschrijver, geleid door de Heilige Geest, de oorzaak in de alles overtreffende zonden van Manasse. Voor hem was duidelijk dat daar het kantelpunt lag; toen besloot de Heere definitief dat ook het tweestammenrijk ten onder zou gaan.
Voor het vertellen van dat verhaal achtte de schrijver de geschiedenis van Manasses gevangenschap en bekering blijkbaar niet nuttig. Die bekering kon Gods besluit toch niet veranderen, aangezien zelfs de grote reformatie van Josia dat niet kon (2 Kon. 23:26-27). Vandaar dat Koningen zich alleen richt op Manasses goddeloosheid: die verklaarde Juda’s ondergang.
Voor ons blijft dat iets ongemakkelijks houden. Vanuit onze culturele context zouden we liever het hele verhaal lezen, met alle nuanceringen die daarbij horen. Zeker in een beschrijving van het verleden zouden wij ernaar streven om alle aspecten recht te doen. Bij de Bijbelschrijvers lag dat anders. Bepalend was voor hen dat hun boodschap zo duidelijk mogelijk doorklonk, en daarom namen –en hadden– ze veel vrijheid in de selectie en presentatie van hun materiaal. Zo werkte dat toentertijd.
DUS
Dat de Koningenschrijver Manasses bekering eenvoudig weglaat, komt op ons wat oneerlijk over. We moeten de Bijbelse geschiedschrijving echter niet beoordelen alsof het moderne geschiedenisboeken zijn. De Bijbelschrijvers hadden niet zozeer de bedoeling om te informeren over het verleden, maar om vanuit de geschiedenis een boodschap mee te geven. Zij deden dat op een wijze die toentertijd gangbaar en geaccepteerd was.