Kerk & religie

„Oudvaders oordeelden verschillend over herrnhutters”

De oudvaders David Brünings en Theodorus van der Groe dachten totaal verschillend over de herrnhutters. De een had er waardering voor, de ander juist niet.

Van onze verslaggever
16 June 2018 21:16Gewijzigd op 16 November 2020 13:32
beeld RD
beeld RD

Dat bleek zaterdag tijdens een lezing van mr. drs. Jan-Kees Karels, redacteur bij het Reformatorisch Dagblad, bij de Evangelische Broedergemeente te Zeist. De lezing vond plaats in het kader van 250 jaar Grote Kerkzaal.

De Evangelische Broedergemeente is terug te voeren op het werk van de Duitse graaf Nikolaus von Zinzendorf (1700-1760). Op zijn landgoed werd de christelijke nederzetting Herrnhut gesticht. Daarom worden zijn volgelingen ook wel herrnhutters genoemd. In Nederland is de Broedergemeente vooral bekend geworden door zendingswerk in Suriname. In Nederland ontstonden verschillende gemeenten. In 1745 kwam in de tuinen van Slot Zeist een groot complex gereed. De Grote Kerkzaal aan het Zusterplein werd in 1768 in gebruik genomen.

Von Zinzendorf vond aanvankelijk een welwillend onthaal bij de Nederlandse gereformeerden van die tijd, zo stelde Karels. Dat veranderde toen een commissie van de Amsterdamse kerkenraad onderzoek ging doen. „In een „herderlijke en vaderlijke brief” van deze commissie werden de gereformeerden voorgesteld als de wachters op Sions muren en de Broeders als de vossen die de wijngaard verdierven.”

De bezwaren van de gereformeerden richtten zich, aldus Karels, op een viertal punten. Men miste duidelijkheid in de confessie. Von Zinzendorf weigerde echter een geloofsbelijdenis op te stellen. Verder sprak men van geestdrijverij, omdat de Broeders de ervaring boven de leer van de Bijbel zouden stellen. De nadruk op de bloed- en wondentheorie, waarbij de wonde in de zijde van Christus steeds belangrijker werd, riep weerstand op. Ook hechtte Von Zinzendorf volgens zijn critici te weinig aan de functie van de wet in de heiliging.

Oudvader Theodorus van der Groe (1705-1784) was het eens met de bezwaren. Hij sprak van een „volk van geestdrijverij.” Oudvader David Brünings (1704-1749) daarentegen stond sympathiek tegenover de Broeders. De Amsterdamse predikant, die contacten had met de Broedergemeente, keerde zich, aldus Karels, tegen de kenmerkenprediking en wees rechtstreeks naar Christus.

De journalist wees erop dat preken van beide oudvaders op dit moment binnen de Gereformeerde Gemeenten en aanverwante kerken gelezen worden.

Eerder die dag had prof. dr. Fred van Lieburg, hoogleraar geschiedenis aan de Vrije Universiteit Amsterdam, betoogd dat de herrnhutters meer sporen hebben getrokken in de gereformeerde kerk dan vaak aangenomen wordt. Hij noemde niet alleen de verschillende contacten van gereformeerde predikanten met de Evangelische Broedergemeente maar ook een artikel in het Algemeen Reglement.

Dat reglement werd in 1816 bij koninklijk besluit aan de Nederlandse Hervormde Kerk opgelegd. Er stonden enkele bepalingen in over kringen. „Die kringen waren”, aldus prof. Van Lieburg, „bedoeld als inspiratiebron voor de opwekking van het geestelijk leven.” De bepalingen over die kringen komen volgens de hoogleraar bij de Broedergemeente vandaan.

Om dat te staven noemde hij de predikant Albertus Goedkoop, die aan de basis stond van het invoeren van een inleiding over een pastoraal onderwerp in de classis Schouwen-Duiveland in 1815. Ds. Goedkoop sympathiseerde met de Broeders, die veel waarde hechtten aan dergelijke broederlijke besprekingen. Ook wees hij op de contacten tussen andere predikanten die sympathiseerden met de Broeders, en op Jacobus Janssen, de belangrijkste opsteller van het Algemeen Reglement.

Prof. Van Lieburg noemde verder de negentiende-eeuwse predikanten L. G. C. Ledeboer en A. C. van Raalte. Hij zei dat de vaders van beide dominees, die ook predikant waren, veel waardering hadden voor de herrnhutters. Hun denken is volgens hem niet goed te begrijpen zonder de context van deze beweging.

Ook de vele opwekkingsbewegingen in de achttiende eeuw –prof. Van Lieburg noemde de plaatsen Nijkerk, Barneveld, Ede, Lunteren, Voorthuizen, Woudenberg en Scherpenzeel– hadden volgens de hoogleraar te maken met de herrnhutter beweging.

De historicus vergeleek de herrnhutters met de evangelische beweging in Nederland. „In de jaren tachtig van de vorige eeuw oordeelde men negatief over deze stroming. Op dit moment ziet men ook de positieve kanten ervan en heeft men allerlei ideeën van hen overgenomen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer