Faculteit geschiedenis aan VU viert honderdjarig bestaan
De wereld van de historici verandert sterk door de komst van de computers. „Geschiedenis en fysica gaan steeds meer op elkaar lijken”, betoogde prof. dr. Joris van Eijnatten vrijdag in Amsterdam tijdens een symposium ter gelegenheid van honderd jaar faculteit geschiedenis aan de Vrije Universiteit.
Het scheelde niet veel of de Vrije Universiteit (VU) had in 1880 bij de stichting al een hoogleraar geschiedenis, zo liet prof. dr. Fred van Lieburg in zijn openingswoord weten. In de persoon van Lutzen Wagenaar (1855-1910) was een hoogleraar beschikbaar. Abraham Kuyper, de oprichter van de VU, wilde echter met de benoeming niet over een nacht ijs gaan en vroeg historicus Robert Fruin om zijn oordeel. Die vond Wagenaar van onvoldoende wetenschappelijk niveau en dus ging de benoeming niet door, aldus de hoogleraar geschiedenis aan de VU.
Aangezien er toen geen andere kandidaat beschikbaar was, liet de benoeming even op zich wachten, tot 1918. De eerste hoogleraar geschiedenis werd Adriaan Goslinga (1884-1961). In datzelfde jaar werd ook A. A. van Schelven benoemd.
Opmars computer
De rest van het symposium ging vooral over de historicus van morgen. Dat er grote veranderingen in aantocht zijn, maakte prof. Joris van Eijnatten duidelijk. Door de opmars van de computers zullen „geschiedenis en fysica steeds meer op elkaar gaan lijken,” zei de aan Universiteit Utrecht verbonden hoogleraar cultuurgeschiedenis. Hij gaf aan dat computers het mogelijk maken om heel veel gegevens –big data– uit allerlei bronnen te verzamelen, waardoor steeds meer vergelijking mogelijk is, ook met andere vakgebieden. Die vergelijkingen kunnen door middel van statistieken en grafieken duidelijk in kaart gebracht worden.
Prof. Van Eijnatten gaf een voorbeeld van een door hem uitgevoerd onderzoek. Hij heeft al het dichtwerk van Willem Bilderdijk (1756-1831) in een computer gestopt en daarop enkele onderzoeken losgelaten. Bilderdijk heeft in totaal 2363 gedichten geschreven, waarvan de meeste aan het einde van zijn leven, zo liet een grafiek zien. Het grootste aantal woorden schreef hij echter in de jaren tussen 1800 en 1810. Ook bleek dat veel gedichten over God gaan, vooral aan het einde van zijn leven en na zijn bekering.
De historicus heeft ook teksten van de oudvader Theodorus van der Groe (1705-1784) doorzocht, waarbij hij een belangrijke stelling ontkrachtte. Die stelling was: „Bevindelijke dominees kwamen steeds meer op afstand van de samenleving.” Prof. Van Eijnatten: „Daar was bij Van der Groe geen sprake van.”
De Utrechtse hoogleraar is een voorstander van een verdere digitalisering van de geschiedenisstudies. Op dit moment zijn er volgens hem nog maar enkele universiteiten –de VU en Rijksuniversiteit Groningen– die hier serieus werk van maken. Hij is met het opstarten ervan bezig in Utrecht.
Tweedeling
Prof. Van Eijnatten vreest dat er een tweedeling in de studentenpopulatie ontstaat: studenten die op de oude manier doorgaan en studenten die in teams met big data werken. „Wie niet investeert in techniek en kennis komt op achterstand te staan.”
Prof. dr. Herman Paul, die na hem sprak, was het met hem eens dat er een tweedeling dreigt te ontstaan. Maar hij ziet ook kansen om de zogenoemde lesboeren en de digitalisten te integreren. De universitair hoofddocent geschiedenis aan Universiteit Leiden noemde aan het einde van zijn lezingtwee belangrijke deugden voor historici die volgens hem moeten blijven. De ene is het kritisch vermogen – in de toekomst ook het kritisch kunnen reageren op grafieken. De andere is de deugd van de empathie en de invoeling, want: „historici zijn meer dan data-analisten.”