„Illegale prostitutie bloeit als nooit tevoren”
Door een omvangrijk plan van aanpak probeert minister Donner meer greep te krijgen op de prostitutiebranche. Want de afschaffing van het bordeelverbod móét een succes worden. „Maar hoe preciezer we de sector in kaart brengen, hoe beter we zien dat de grens tussen vrijwilligheid en dwang en tussen legaal en crimineel vaag is.”
Een halfjaar geleden sprak de Tweede Kamer met minister Donner van Justitie over de afschaffing van het bordeelverbod. Die afschaffing, in het jaar 2000, had nog lang niet gebracht wat de politiek ervan verwachtte, vonden zo ongeveer alle fracties. Daarom dwongen zij de bewindsman tot het maken van een plan om een groot aantal knelpunten, zoals het optreden van loverboys, de vervolging van mensenhandel en het beschikbaar zijn van uitstapprogramma’s, beter te kunnen aanpakken.
Inmiddels is dit plan van aanpak bij de Kamer aangekomen. SGP-kamerlid Van der Staaij, een van de grootste critici van de afschaffing van het bordeelverbod, ontdekt er positieve punten in. „Dat er een expertisecentrum komt voor de loverboyproblematiek is een prima maatregel. Ook waardeer ik het dat prostitués een bijstandsuitkering kunnen krijgen als zij met hun ’werk’ willen stoppen. Verder ben ik blij dat de minister uitvoering geeft aan een destijds door mij ingediende motie om uitstapprogramma’s door hulpverleningsorganisaties financieel te ondersteunen.”
Maar die waardering neemt niet weg dat Van der Staaij uiterst sceptisch blijft over de mogelijkheid door legalisering greep te krijgen op de prostitutiebranche. „Het kabinet legt graag de nadruk, ook in dit plan van aanpak, op zogeheten successen in het gelegaliseerde deel van de sector. Daar worden de arbeidsomstandigheden en de hygiëne beter en doen zich minder misstanden voor. Dat brengt het kabinet tot de algemene conclusie dat we de goede weg zijn ingeslagen. Maar het probleem is nu juist dat hoe hoger je de lat legt voor het gelegaliseerde deel, hoe meer mensen je uitdrijft naar het illegale circuit. Dat bloeit als nooit tevoren.”
Het is steeds meer de overtuiging van het SGP-kamerlid dat mensenhandel en illegale prostitutie alleen teruggedrongen kunnen worden door met de inzet van veel middelen en mankracht de wet te handhaven. „En daaraan ontbreekt het nu juist. Er worden geen extra politiemensen voor vrijgesteld. Alles moet met de bestaande middelen gebeuren. En dat gaat niet.”
Dat zijn ook de signalen die je van de politie krijgt, stelt Van der Staaij. „De politie wijst erop dat gemeenten aan het bestrijden van illegale prostitutie weinig prioriteit geven. Dat kun je op zich wel begrijpen, want dan moet je moeilijk onderzoek doen naar bijvoorbeeld de ongrijpbare escortbranche. Het is veel makkelijker om je te richten op het bestrijden van kakkerlakken en het inspecteren van brandblussers.”
Om alle problemen die de nieuwe wetgeving met zich meebrengt goed in beeld te houden, zal het kamerlid de kamercommissie voor justitie vragen een rondetafelgesprek te organiseren. „Dan kunnen we nog eens uit de mond van bijvoorbeeld politie en gemeenten zelf horen wat de stand van zaken is en wat er speelt.”
Een zaak die zich volgens de SGP’er sinds 2000 steeds meer wreekt, is het ontbreken van een centrale regie. „De gedachte was dat met de afschaffing van het bordeelverbod veel zaken van de rijksoverheid doorgeschoven konden worden naar de gemeenten. Maar zeker in het begin is centrale aansturing door het Rijk onmisbaar. Ook moet de Tweede Kamer één aanspreekpunt hebben, te weten de minister van Justitie, aan wie zij de vraag kan stellen wat er terechtkomt van het bestrijden van misstanden.”
Jammer vindt Van der Staaij het dat het kabinet zichzelf de fundamentele vraag, namelijk of het bordeelverbod wel afgeschaft had moeten worden, niet meer stelt. „Men gaat er bij voorbaat van uit dat de ingeslagen weg goed is. Dat er nog altijd misstanden zijn, komt in de visie van het kabinet slechts doordat het nu eenmaal ontzettend veel tijd kost voordat je de vruchten van dit beleid gaat plukken.”
Maar zo doe je jezelf een blinddoek om, vreest de SGP’er. „Dan wil je niet meer zien dat er ook andere benaderingen zijn, zoals in Zweden, waar men goede resultaten lijkt te boeken met het strafbaar stellen van prostituébezoek. Opmerkelijk vind ik dat in het hele plan van aanpak het woord ontmoediging niet voorkomt.”
Wie creatief nadenkt, komt soms wel degelijk tot alternatieven. „Zie het recente plan van Rotterdam om heroïneprostituees in een internaat te plaatsen. Daar zie ik een heel voorzichtige omslag in het denken: de erkenning dat dit ’beroep’ geen normaal beroep is, dat het verwijzen naar autonomie van mensen je in dit geval niet verder helpt, maar dat hulpverlening en beschermen van mensen veel meer op zijn plaats is.”