Haringseizoen van start: „Hij is lekker zilt en romig”
De haringeter vergrijst. Voor de visbranche is dat reden om een ”nationale haringcampagne” te lanceren. Mét de eerste Nationale Haringtest.
De traditionele aftrap van het haringseizoen is de veiling van het eerste vaatje Hollandse nieuwe. Die was dinsdagmiddag in de Scheveningse visafslag. Het vaatje bracht 78.000 euro op. Koper was groothandel Makro. De opbrengst ging dit keer naar Hulphond Nederland, een stichting die honden opleidt en plaatst bij mensen met een fysieke of geestelijke beperking.
Sinds woensdagochtend is de nieuwe maatjesharing in het hele land te koop. De kwaliteit is prima, stelt voorzitter Ruud van Diermen van de vereniging van Spakenburgse vishandelaren. „Hij is lekker zilt en romig en heeft een dikke rug. Er is ook voldoende aanvoer. Alle seinen staan op groen om er een mooi haringjaar van te maken.”
Recepten
In Spakenburg, vishandelsdorp bij uitstek, vindt woensdag de eerste Nationale Haringdag plaats. Er is een race van botters (traditionele vissersschepen), vishandelaren delen gratis haring uit en koks presenteren nieuwe haringrecepten.
De dag is onderdeel van de nationale haringcampagne, een nieuw initiatief van de brancheverenigingen van visspecialisten (VNV) en markthandelaren (CVAH). Het is nodig om haring steeds weer bij de consument onder de aandacht te brengen, verklaart Van Diermen, die tevens bestuurslid is van de VNV. „De consumptie stabiliseert. Vooral jongeren laten het afweten. Die moeten haring leren eten. Met de proeverij laten we zien dat je haring ook op andere manieren kunt eten dan traditioneel bij de staart.”
De campagne voorziet ook in een Nationale Haringtest. Inderdaad, een alternatief voor de gewraakte –en inmiddels beëindigde– haringtest van het AD. Terwijl het AD specialisten de haring liet keuren, is in de nieuwe test de consument zelf aan zet. Die kan tot eind juni op internet zijn stem uitbrengen. Elke provincie krijgt zijn eigen winnaar. „Onze ervaring is dat smaak en eetgewoonten per regio verschillen”, verklaart VNV-beleidsmedewerker Karel van den Heuvel.