Weinig animo om vluchteling terug te nemen
EU-lidstaten zijn nauwelijks bereid om vluchtelingen terug te nemen volgens de zogeheten Dublinafspraken. Op basis van dat verdrag kan Nederland een asielzoeker terugsturen naar het EU-land waar hij of zij zich als eerste heeft geregistreerd.
„Europese afspraken over terugsturen asielzoekers worden niet nageleefd”, concludeert de Algemene Rekenkamer in een onderzoek naar cijfers en feiten rond de vluchtelingencrisis van 2015.
Slechts 14,8 procent van de zogenoemde Dublinclaims leidde tot een daadwerkelijke overdracht naar het land van registratie. Van de 19.979 claims die Nederland tussen 2014 en 2016 bij andere EU-lidstaten neerlegde, bleken er eind 2016 slechts 2953 te zijn geëffectueerd.
Hongarije is van alle EU-landen het minst bereid asielzoekers terug te nemen. Van de 1255 claims op basis van het Dublin-verdrag werd 1,2 procent gehonoreerd. Deels wordt dat veroorzaakt door het verschil van mening tussen Nederland en Hongarije over asielzoekers die via Griekenland de EU zijn binnengekomen. Volgens Hongarije zouden deze vluchtelingen terug naar Griekenland moeten.
Nederland heeft overigens de overdracht van asielzoekers aan Hongarije opgeschort omdat er twijfels zijn over de opvang, leefomstandigheden en procedures voor asielzoekers in dat land.
In de periode van de vluchtelingencrisis werd ongeveer 60 procent van de asielaanvragen in Nederland ingewilligd. Het ging vooral om vluchtelingen uit Syrië en Eritrea. Asielaanvragen uit veilige landen als Marokko en Algerije waren vrijwel kansloos. Ruim 98 procent werd niet ingewilligd.
Wie geen asiel krijgt, moet Nederland verlaten. Volgens de Algemene Rekenkamer is 46,5 procent van de afwezen asielzoekers aantoonbaar vertrokken. Van de asielzoekers uit Noord-Afrika vertrok maar 18 procent na afwijzing. Waar de overige 82 procent is gebleven is niet bekend. Marokko en Algerije blijken nauwelijks bereid mee te werken aan gedwongen terugkeer van hun onderdanen.