Moord uit angst voor de duivel
In ”De messias van Blauwe Sluis” ontrafelt misdaadjournalist Hendrik Jan Korterink (1955) drie religieuze moorden uit de twintigste eeuw: de geruchtmakende zaken in Appeltern, Katwijk en Meerkerk. Hoe kan godsdienst mensen zo in de greep krijgen dat ze tot moord in staat zijn?
Het grootste deel van ”De messias van Blauwe Sluis” gaat over de moord in Appeltern (1900), waar een boerenknecht werd vermoord omdat de duivel in hem was gevaren. Het tweede en kortste deel gaat over de moord op de ‘gekkenlogger’ uit Katwijk (1915), waar maar liefst drie opvarenden werden vermoord omdat ze geen geloof hechtten aan de ‘profeet’ aan boord. Het laatste deel handelt over de moord in Meerkerk (1944), waar een broer werd vermoord door zijn eigen familie omdat hij de duivel zou hebben.
In alle verhalen speelden gedachten over de wederkomst en het duizendjarig rijk een rol. Telkens werkte één persoon zich op binnen de groep en eiste onvoorwaardelijke gehoorzaamheid.
Zomaar een citaat dat de gedachtewereld van de betrokkenen goed weergeeft: „Het was net, of Gods zon in ons huis scheen. Ik wilde dat het altijd zo gebleven was. Aardse belangen waren niet meer, God zou op de wolken komen met Zijn oordelen en Gods volk zou gescheiden worden van de anderen. Abraham wees de schapen en de bokken aan; ze moesten waken, omdat Christus ieder ogenblik kon komen.”
Bloederig
De drie verhalen zijn ondanks de vele namen vlot leesbaar en beeldend geschreven, maar daardoor voor de lezer zeer bloederig. Dat is wel iets wat je vooraf moet weten. Een misdaadjournalist tekent de naakte waarheid en die is af en toe best schokkend. Maar het is zaak daardoorheen te prikken, om de boodschap van de schrijver te begrijpen.
Korterink, die diverse boeken schreef over de Amsterdamse misdaadscene (Willem Holleeder, Cor van Hout, Klaas Bruinsma en anderen), slaat hier een bijzonder pad in. Hij waagt zich aan religieuze denkbeelden in de ultra-orthodoxe hoek van het kerkelijk spectrum.
Collectieve waanzin
In Appeltern was het een gezelschap. Terwijl het in Katwijk om normale kerkmensen ging. In Meerkerk betrof het een gezin dat zich wat afzijdig van de kerk hield.
In alle drie de gevallen was er sprake van één leider die de hele groep in beweging wist te krijgen om de duivel uit te bannen. De persoon die hij aanwees, werd door alle betrokkenen bewerkt tot er geen sprake meer is van een herkenbaar mensenlichaam. Naderhand waren verschillende betrokkenen er verbaasd over dat ze hieraan hadden meegewerkt. Maar spijt betonen lijkt zeldzaam geweest te zijn. De collectieve waanzin, zoals de behandelend psychologisch arts het duidde, maakte dat de hele groep ging meedoen.
Wedijver over bekering binnen de groep was steevast de oorzaak van deze gewelddaden. De slachtoffers wilden geen geloof hechten aan de ideeën van de leider en trokken zijn geestelijke staat in twijfel.
In Appeltern noemde Tinus Scherff zich de Messias; hij wilde de duivel uitdrijven uit een meisje. Het uiteindelijke slachtoffer wilde niets te maken hebben met „die rommel.” Op de logger KW171 beweerde Arie Vlieland dat hij Christus was en het Nieuw Jeruzalem in de verte zag en toen een matroos zei een gewone wolk te zien, werd dat zijn dood. In Meerkerk zetten de ‘bekeerde’ Hendrik en Abraham Verrips zich af tegen hun ‘ongelovige’ broer Aart.
Venijnige toonzetting
Korterink citeert met dubieuze graagte allerlei zware uitspraken die door betrokkenen zouden zijn gedaan. Over de vader van de moordenaar in Meerkerk schrijft hij: „Je kinderen laten dopen is eigenlijk God verzoeken, want stel dat het kind niet is uitverkoren.” In Appeltern is het zingen van psalmen een rode draad door het verhaal… tot op het politiebureau, op het station en in de krankzinnigeninrichting in Medemblik.
De schrijver laat tussen de regels door duidelijk merken dat het geloof voor hemzelf heeft afgedaan en dat religie gevaarlijk is. Het lezen van oude schrijvers is voor hem olie op het vuur van waanzin.
De geciteerde psychologen duidden hun patiënten veelal als ”debiel”, waarbij niet altijd duidelijk is wat dat begrip destijds concreet inhield. Helemaal scherp heeft Korterink de kerkelijke kaart overigens niet, als hij dominee Mallan op bladzijde 228 „de grote man van het Gekrookte Riet” noemt.
Bezinning
Dit boek is een heruitgave van Korterinks in 2000 gepubliceerde ”Moordenaars op zwarte kousen”. Het laatste hoofdstuk over de Puttense moordzaak heeft hij nu geschrapt, gezien de nieuwe ontwikkelingen na 2000. De epiloog in het nieuwe boek had beter achterwege gelaten kunnen worden, evenals Korterinks indekking tegen kritiek van recensenten op bladzijde 166-168.
Waarom dit boek? Ter bevrediging van nieuwsgierigheid? Voor predikanten en ouderlingen, om alert te zijn op ontwikkelingen in hun gemeenten? Ter bezinning en erkenning dat er door kerkmensen niet altijd een goed beeld van de Heere wordt gegeven? Wellicht.
Zelf stuitte ik op de eerste versie van dit boek, omdat ik me afvroeg: Hoe zou de moordenaar uit Appeltern na zijn opname de draad weer hebben opgepakt? Zou er ooit nog een nieuw leven tot eer van God kunnen worden opgebouwd? Dit boek geeft voldoende informatie over hoe dat in alle drie gevallen is gegaan. Het treurige is dat veel betrokkenen zijn blijven denken dat ze wat ‘goeds’ gedaan hadden. Dat is misschien wel het schokkendste aan dit boek.
Boekgegevens
”De messias van Blauwe Sluis. Godsdienstwaanzin in Nederland”, Hendrik Jan Korterink; uitg. Just Publishers, Hilversum, 2018; ISBN: 978 90 897 5732 6; 288 blz.; € 19,99.