„Laat kerk ontspannen onderzoek doen naar religie buiten kerkmuren”
Laat de kerk ontspannen onderzoek doen naar de groter wordende plaats van religie en spiritualiteit buiten de kerkmuren, zo vindt ds. Iemke Epema. „Ze moet haar eigen vormen en opvattingen niet krampachtig aanpassen, maar blijven geloven in de eeuwenoude tradities.”
Dat stelt ds. Epema in haar proefschrift over de Canadese filosoof Charles Taylor, waarop zij vrijdag promoveert aan de Protestantse Theologische Universiteit te Amsterdam. Ds. Epema (1965) is predikante in de protestantse gemeente te Zwolle (Oosterkerk). Ze studeerde theologie in Groningen, Oxford en Leipzig.
Taylor stelde in zijn spraakmakende en invloedrijke boek ”A Secular Age” (2007) deze hoofdvraag: Hoe heeft het kunnen gebeuren dat, waar het rond 1500 in de westerse cultuur vrijwel ondenkbaar was om niet in God te geloven, bijna het omgekeerde het geval is in de eenentwintigste eeuw? Hij spreekt daarom van een „nieuw tijdperk” waarin alle doelen die het tijdelijk leven te boven gaan, afgewezen worden.
In haar proefschrift ”Niets gaat ooit verloren. Transcendentie en transformatie in het denken van Charles Taylor” (uitg. Skandalon, Middelburg) bestudeert ds. Epema vooral het begrip transformatie, een sleutelbegrip bij Taylor.
Onuitroeibaar
Religie is in de moderne samenleving veranderd in een diversiteit van opvattingen. Het verdwijnen van de gerichtheid op hogere morele en spirituele doelen, betreurt Taylor als rooms-katholiek filosoof ten zeerste. Maar omdat de gerichtheid op hogere waarden een onuitroeibare menselijke eigenschap is, zal er altijd een gerichtheid blijven op iets wat de mens overstijgt, denkt hij.
Zo is Taylor volgens ds. Epema in staat om de ontwikkeling van religie en secularisatie in de westerse cultuur te duiden als deel van een bredere ontwikkeling. „Als rooms-katholiek filosoof benadrukt hij dat ieder mens geroepen is tot een vorm van eenheid of gemeenschappelijkheid.”
In het tweede deel van het onderzoek van ds. Epema wordt Taylors analyse betrokken op de opvattingen van drie Nederlandse denkers. De eerste gesprekspartner is Erik Borgman, een rooms-katholieke theoloog die de christelijke traditie op eigentijdse wijze wil voortzetten. De tweede is Ger Groot, een atheïstische filosoof in wiens cultuurbeschouwing de veranderende plaats van religie een grote rol speelt. De derde is Harry Kuitert, een protestantse theoloog die een radicaal nieuwe benadering van het christelijk geloof heeft bepleit.
Afscheid
Ds. Epema laat zien dat Taylor en Borgman de theologie openhouden naar een bovenmenselijke goddelijke werkelijkheid, terwijl bij Groot en Kuitert alleen deze wereld overblijft. De beide laatsten hebben ieder op hun eigen manier afscheid genomen van de klassieke voorstellingen van een hiernamaals. „Taylor en Borgman maken allebei bezwaar tegen de gedachte dat er in de eenentwintigste eeuw definitief afscheid genomen zou moeten worden van ieder goddelijk ankerpunt”, schrijft ds. Epema.
De promovenda knoopt graag aan bij Taylors constatering dat de grenzen tussen geloof en ongeloof momenteel erg vloeiend zijn, hoe lastig dat laatste voor de kerken ook kan zijn. „Kerken zouden zich uitgedaagd moeten voelen om onbekommerd hun bijdrage te leveren aan deze spannende bezinning.”
Taylor kan de kerken volgens ds. Epema helpen om het tegenwoordige ledenverlies en de huidige geloofscrisis te zien als onderdeel van het ingrijpende transformatieproces van de westerse cultuur. „Krampachtige pogingen de krimp te keren door te focussen op het aantrekkelijk maken van het geloof, waarbij de inhoud ongemoeid wordt gelaten, zijn voor mij geen oplossing.”
Hoe werkt dat dan: openstaan voor religie en spiritualiteit buiten de kerk, tegelijkertijd vasthouden aan eeuwenoude tradities en toch de inhoud ervan niet ongemoeid laten?
„Mijn punt is dat er momenteel door kerken veel energie wordt gestoken in aantrekkelijke vormen en een aansprekende presentatie, terwijl er te weinig gebeurt met de vraag wat de transformaties die Taylor beschrijft, betekenen voor de inhoud van het geloof. Het gesprek over de inhoud zou in de kerk meer gevoerd moeten worden, ook met mensen buiten de kerkmuren. Volgens mij is het mooie van deze tijd dat mensen openstaan voor dit gesprek.”