Varend orthodox klooster kiest Vlissingen als thuishaven
Het is een opvallende verschijning tussen de kotters: in de Eerste Binnenhaven van Vlissingen ligt sinds enige tijd een varend klooster met aan boord een vader-abt en twee nonnen van de Georgisch-Orthodoxe Kerk. Op het schip bevindt zich een gebouwtje dat als kapel wordt ingericht. Varend door Europa willen vader Abibos, moeder Elisabeth en zuster Nino gelovigen in hun kapel ontvangen.
Hij draagt om zijn hals een ketting met een groot kruis, is gehuld in een habijt en draagt een rond, zwart hoofddeksel. Vader-abt Abibos vertelt in de kajuit van zijn schip Elia II over de reden waarom de Antwerpenaar van Georgische afkomst in Vlissingen is beland. „Ik heb dit schip gekocht met hulp van Wout Groen, een gepensioneerde Vlissinger. Hij helpt mij hier nu ook met het opknappen ervan. Onze gelovigen wonen verspreid over Europa en hebben niet altijd een eigen gebedsruimte. Met de varende kapel kunnen wij hen bedienen.”
Goede ziel
De Georgisch-Orthodoxe Kerk heeft in België ongeveer 300 leden, in Nederland zijn het er tientallen. Het gebouwtje op het schip wordt straks een kapel met ornamenten, iconen, fresco’s en een iconostase, een beeldenwand.
Vader Abibos overweegt om van Vlissingen de thuishaven te maken van zijn schip. Dat is vernoemd naar de huidige patriarch van de Geogisch-Orthodoxe Kerk, Elia II. „De mensen in Vlissingen zijn vriendelijk. Je merkt dat ze van goede ziel zijn, dat zie je gewoon”, vertelt vader Abibos.
„Wij zijn kloosterlingen, en die moeten zich nu en dan aan het jachtige bestaan onttrekken. Hier in Vlissingen slagen wij daar goed in.” Zuster Nino vult aan: „De mensen zijn meer ontspannen dan in Antwerpen. Daar lijkt iedereen voortdurend gestrest te zijn.”
Er moet nog veel gebeuren aan de varende kapel. Maar met assistentie van Wout Groen en de mensen van de nabijgelegen werf Provoost Maritiem komt dat goed, hopen de kloosterlingen. Provoost plaatste ook de kapel op de boot.
De drie kloosterlingen voelen zich niet alleen thuis in Vlissingen vanwege de vriendelijke bevolking, ze zijn ook erg blij met de ligplaats van hun varende kapel in de haven waar de vissersvloot ligt. „We zijn met de gemeente in overleg voor het verkrijgen van een permanente ligplaats.”
Verroest
Elia II is in 1956 gebouwd. Het schip was tijdens de Koude Oorlog een vluchtschip van de Belgische koninklijke familie. Daarna was het in gebruik als onderhoudsschip bij Rijkswaterstaat. Vader Abibos: „Het zag er niet uit toen we het kochten. Het was erg verroest. Ik denk dat het ook een keer gezonken is.” Het grijze vaartuig is al aardig opgeknapt. Op de voorplecht prijkt een groot gouden kruis. De kapel wordt nog geïsoleerd, ingericht en van wanden en ramen voorzien.
Vader Abibos kent in Nederland meer kerkschepen, maar Elia II is het enige dat daadwerkelijk vaart. „Moderne kloosterlingen moeten zich onder de mensen begeven. Dit schip geeft ons die mogelijkheid en stelt ons bovendien in staat de leden van de Georgisch-Orthodoxe Kerk op veel verschillende plekken te ontvangen.” Zuster Nino: „We hebben ook de intentie om heilige plaatsen van ons geloof te bezoeken met het schip, allereerst in Italië en Griekenland.”
De Orthodoxe Kerk stamt uit de eerste eeuw na Christus en baseert zich op het getuigenis van de apostelen. In het jaar 1150 ontstond de Rooms-Katholieke Kerk als een afsplitsing van de Orthodoxe Kerk. „Er zijn duizenden kleine verschillen tussen ons en de Rooms-Katholieke Kerk”, zegt de vader-abt. „Bij ons worden baby’s gedoopt en gezalfd; ze ontvangen daags na de doop de communie en de plechtige communie. In de Rooms-Katholieke Kerk doe je pas op je twaalfde jaar plechtige communie.”
Nietigheid
Elke orthodoxe kerk in Georgië, Rusland, Roemenië, Griekenland of Bulgarije heeft een eigen patriarch. De patriarchen vergaderen samen in het verband van een Wereldse Raad.
Vader Abibos voelt zich thuis in de vissershaven omdat volgens hem juist vissers en zeelieden de kracht van de Schepper voelen in hun werk. „Als je de kracht van de natuur dagelijks op zee ervaart, weet je in al je nietigheid dat die kracht van iets hogers komt, van God Die alles bestuurt.”