Sporten met behoud van álle vingers
Eén dame en vijftien heren, allen behorend tot een reformatorische kerk, spelen om de veertien dagen een avond volleybal. Reuzegezond. „Ik zít de hele dag: op kantoor, in de auto of bij een klant.” Het gaat de sporters puur om de ontspanning. „Als er één te fanatiek wordt, roep ik: Even dimmen. Ik heb tien vingers, die ik morgen allemaal weer wil gebruiken.”
De motor achter de volleybalclub is leraar Fred Beukens uit Amersfoort. „Daarom heet onze groep de Beukensclub”, lacht hij. „Een echte naam hebben we niet.” Het jongste lid is vijftien, het oudste dik vijftig. De groep maakt gebruik van een gymzaal op een school. De leden betalen 27 euro per jaar aan contributie. Voor studerenden is er korting. Om de veertien dagen, op woensdagavond van halfacht tot halftien, wordt er gespeeld. Halverwege de wedstrijd is er tijd voor een bak koffie.
De Beukensclub is geen unicum. Het krioelt in het land van de reformatorische sportgroepjes. Omvang, niveau, ambitie en kerkelijke samenstelling variëren, maar ze hebben gemeenschappelijk dat de leden graag in eigen sfeer met elkaar sporten.
Dat de Beukensclub puur voor het plezier speelt, heeft gevolgen voor het niveau. „Er zit vlak bij ons, in Terschuur, een club die beter speelt”, vertelt ’voorzitter’ Fred. „Ze zijn daar wat fanatieker. We hebben één keer tegen elkaar gespeeld; wij werden gewoon ingemaakt. Er stapt wel eens iemand van onze club over, omdat-ie meer wil. Dat vind ik geen probleem.”
Soms wint de Beukensclub wel. „We hebben drie keer meegedaan met een bedrijventoernooi in Amersfoort. Vorig jaar werden we eerste.” Kritiek op het feit dat hij sport, ook al is het in eigen sfeer, heeft Beukens nog nooit gehad. „Ik hoor anderen, bijvoorbeeld collega’s, wel vragen: Kan ik ook meedoen?”
Beukens constateert bij zichzelf „absoluut geen behoefte” aan topsport. „Het gaat mij echt om de ontspanning.” Zijn broer Jan, bedrijfsjurist en medespeler, bevestigt dat. „De idioterie van het winnen doet mij niets.” Eerlijk: „Soms is er wel een gesprekje nodig met iemand die niet tegen zijn verlies kan.” Meestal betreft het een van de jongeren. Toch heeft Jan Beukens jeugdig talent er graag bij. „Ze vervangen met gemak drie van die oude bokken.”
Enige tijd lieten de amateur-volleyballers zich bijspijkeren door een professionele trainer, maar dat werd te duur. Daarna gaf een gymleraar, lid van de club, zo nu en dan spelonderricht. „Op dit moment hebben we er iemand bij die vroeger aan topsport heeft gedaan. Hij is verschrikkelijk goed. Door zijn aanwijzingen tijdens het spel maakt hij ons heel wat wijzer”, zegt Jan Beukens. Dat is af en toe wel nodig. „We kennen de spelregels, uiteraard, maar soms is het een gerommel van jewelste aan het net.”
Op dit moment is Dian Harbers, assistent relatiebeheer, de enige vrouw bij de club. Na een periode van afwezigheid kwam ze weer terug, omdat ze toch graag een beetje wil blijven bewegen. „Ik moet gewoon iets aan sport doen. Ik werk op een accountantskantoor en zit de hele dag.” De sfeer op een sportclub is heel belangrijk, vindt Dian. „Natuurlijk gaat het ook om het winnen, anders doe je niet mee, maar het plezier van het spel staat voorop.”
Voor Piet Bal uit Leusden, bouwkundig ambtenaar bij de gemeente Amersfoort, heeft de volleybalclub voldoende niveau. „Ik heb één keer in Terschuur meegespeeld, maar dat was mij te ambitieus.” Het is volgens Bal moeilijk het juiste evenwicht te vinden tussen het spelplezier en het verbeteren van de kwaliteit. „Je moet niet doorschieten, maar er wel aan trekken, anders wordt het een saaie boel.”
Naast zijn drukke baan is Bal secretaris van een schoolbestuur. Wat zet hij aan de kant om te kunnen volleyballen? „Ik houd de speelavonden vrij in m’n agenda, maar soms kom ik in de situatie dat er een vergadering moet worden afgesproken en dat ik de enige ben die niet kan, omdat er volleybal is. Dat is een spanningsveld. Het volleyballen mag natuurlijk niet zo zwaar wegen dat alles ervoor moet wijken.” Wat doet Bal concreet? „Als het een belangrijke vergadering is, laat ik volleybal schieten.”
Daarmee raakt Bal een zwak punt van de club. Het is elke speelavond afwachten wie er op komt dagen. De leden behoeven zich niet van tevoren af te melden als ze niet kunnen. „Dat is een nadeel”, zegt Bal, die ook twee zoons, Arjan en Bastiaan, op de club heeft. „Soms hebben we maar acht van de zestien leden; dat is dan jammer voor het spel.” Verwijten maakt hij niet. „De ene keer is een ander er niet, de volgende keer ben ik er niet.”
Dit is de tweede aflevering in een serie over sport en spel in de gereformeerde gezindte. Woensdag deel 3.