Aardse gedachten
David veranderde vele malen de stand van zijn leven, maar zijn hart veranderde nooit als het de Heere betrof en de liefde tot Zijn Woord. In al zijn twijfelingen was het hem een raadsman en in zijn dwaasheden was het hem een troost. Daarom gaf hij de moed niet op en werd hij niet door droefheid overwonnen. In zijn grootste voorspoed was het Woord zijn grote vreugde.Dat leert ons dat we in elke stand van het leven daarin troost zullen vinden, tenminste wanneer wij ons leven naar Zijn woord richten. David klaagt in dit vers: „Mijn ziel kleeft aan het stof.” En dan komt zijn gebed: „Maak mij levend naar Uw woord.” Bij de overdenking van dit gebed leren we uit de klacht dat het een zware geestelijke verdrukking was die zijn ziel onderdrukte. Hoewel hij tot de hemel behoorde op te klimmen, werd hij naar de aarde gedrukt door aardse gedachten. Waarom hij niet opwaarts kon rijzen, drukt hij in het bijzonder niet uit. Gods kinderen zijn dikwijls in een stand dat ze hun eigen droefheid niet kunnen vertellen.
Hieruit leren wij dat wat de wereld voor wijsheid acht, de christen een dwaasheid is. Dat wat voor de een blijdschap is, is soms voor de ander droefheid. De vreugde van een werelds mens is de aarde aan te kleven. Heeft hij haar, dan voelt hij zich gelukkig.
Wilhelmus Couper, pred. te Perth (Schotland) (Al de werken, 1623)