Binnenland

„Wethouder van buiten moet snel in gesprek met sleutelfiguren in een gemeente”

Ga rap de straat op en spreken met wijkagent, buurtvereniging en sportclub. Dat advies geeft plaatsvervangend directeur Jeroen van Gool van de Wethoudersvereniging aan wethouders die in een voor hen onbekende gemeente aan de slag gaan.

17 May 2018 17:59Gewijzigd op 16 November 2020 13:19
Het stadhuis in Enkhuizen. beeld Sjaak Verboom
Het stadhuis in Enkhuizen. beeld Sjaak Verboom

Beoogd SGP-wethouder Ben Engberts zal voortaan algauw een uur moeten reizen om op zijn werk te komen. Hij woont in Vriezenveen en stapt in het college van Oldebroek, bleek deze week.

Zoals Engberts zijn er meer. Ongeveer 13 procent van de 1425 wethouders in Nederland komt van buiten de gemeente waar ze de scepter zwaaien. Sinds de invoering van het dualisme in 2002 maken wethouders geen deel meer uit van de raad. Daarom mogen wethouders –in tegenstelling tot raadsleden– ‘van buiten’ worden ingevlogen. Nieuwe regels maken dat binnenkort zelfs makkelijker. In de toekomst hoeven externe wethouders nog maar eens per drie jaar aan de raad te vragen of ze buiten de gemeente mogen blijven wonen. Nu moet dat elk jaar nog.

Spoeling dun

„Zeker lokale partijen, die de afgelopen jaren fors zijn gegroeid, doen nogal eens een beroep op een wethouderskandidaat van buiten de gemeente”, zegt plaatsvervangend directeur Jeroen van Gool van de Wethoudersvereniging, waarvan 925 wethouders lid zijn. „Anders dan landelijke partijen hebben lokale partijen vaak geen partijbureau dat ondersteuning biedt bij selectie van wethouders. Plaatselijk kan voor een lokale partij de spoeling dun worden. Dus kijken ze naar een geschikte wethouder buiten de gemeentegrenzen.”

Hoe beoordeelt u het feit dat zo’n 13 procent van de wethouders van buiten komt?

„Ik ben daar positief noch negatief over. Wethouders van buiten treden niet vaker of minder vaak af dan wethouders die in de gemeente wonen.

Feit is dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor steeds meer taken. Dan is het belangrijk dat de juiste persoon op de juiste plek zit. Vroeger kreeg iemand nog weleens een wethouderspost toegeschoven als blijk van verdienste. In de trant van: „Je bent zo lang raadslid geweest, nu mag je wethouder worden.” Tegenwoordig letten partijen meer op iemands vaardigheden. Het wethoudersambt professionaliseert.”

Hebben wethouders van buitenaf voldoende binding met een gemeente?

„Die vraag hoor ik vaker. Van belang is dat een wethouder die van buiten komt van meet af aan in gesprek gaat met inwoners en sleutelfiguren zoals een predikant, de voorzitter van de winkeliersvereniging, de leidinggevende van een vereniging of de wijkagent. We moeten de kwestie ook niet groter maken dan ze is. Veel gemeenten kennen tal van kernen. Ook bestuurders van binnenuit wonen maar in één zo’n kern en zijn dus minder bekend met andere kernen.”

Kan enige afstand tot een gemeente ook een voordeel zijn voor een wethouder van buiten?

„Ja. Zeker in hechte gemeenschappen kan een wethouder die binnen de gemeente is opgegroeid rond heikele onderwerpen te maken krijgen met bepaalde druk vanuit de bevolking. Stel dat die wethouder de verplaatsing van voetbalvelden of de sloop of bestemmingsplanwijziging van een kerk moet regelen. De kwestie ligt gevoelig in het dorp. Als de wethouder zijn zoontje naar de voetbalclub brengt, loopt hij het risico dat de halve voetbalclub over hem heen valt. Dat hij te horen krijgt: Hoe kun jíj ons dit nu aandoen? Daar heeft een voor de inwoners onbekende wethouder minder last van.”

Is het verstandig dat gemeenten waar de verhoudingen in het bestuur verstoord zijn, externe wethouders aantrekken? Mensen die onbevangen problemen kunnen aanpakken?

„Dat betwijfel ik zeer. Als de bestuurscultuur binnen een gemeente niet deugt, zal het een externe wethouder waarschijnlijk niet zomaar lukken om schoon schip te maken. Dan zal de verandering van meer afhangen dan alleen van één nieuw poppetje.”

Moet er een maximum zitten aan de reistijd die een wethouder mag afleggen van woning naar werk?

„Wat mij betreft niet. Wel is het zo dat de regels voorschrijven dat de locoburgemeester, een wethouder, binnen een uur aanwezig moet zijn op de plaats van een calamiteit. Lukt dat een wethouder niet, dan moet hij of zij ervan afzien om locoburgemeester te worden.

Een auto- of treinrit van ruim een uur kan best nuttig zijn voor een wethouder. In die tijd kan hij bijvoorbeeld telefoontjes afhandelen of reflecteren op een drukke werkdag. De gedachten de vrije loop laten. Wellicht met een muziekje erbij.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer