Britse bommen op de Möhnedam in Sauerland
Negentien zware bommenwerpers stijgen op 16 mei 1943 op van de Britse vliegbasis Scampton. Hun doel? De elektriciteitsvoorziening van het Duitse Ruhrgebied. De dammen van de Möhnesee en de Edersee, twee grote stuwmeren in het Sauerland, gaan eraan.
Operatie Chastise, het Engelse woord voor afstraffing, gaat van start. Op 16 mei 1943 om halftien ’s avonds –woensdag 75 jaar geleden– kiezen negentien Britse Avro Lancasterbommenwerpers brullend het luchtruim. De missie onder commando van Guy Gibson is uiterst gewaagd. Gewone bommen hebben geen enkel effect op de betonnen stuwdammen in Sauerland. De bommenwerpers vervoeren daarom een speciaal ontwikkelde stuiterbom.
Negen bommenwerpers zullen als eerste de Möhnedam aanvallen. Als deze is vernietigd, zullen de Ederdam en de Sorpedam worden bestookt. Vijf vliegtuigen vliegen via andere routes mee om de Duitse luchtverdediging in verwarring te brengen. En de laatste vijf vliegtuigen starten later als mobiele reserve.
Tijdens de nachtelijke tocht, uiterst laag vliegend boven Nederland om niet opgemerkt te worden door de Duitse radar, arriveren de vliegtuigen bij de stuwdammen. Onderweg verliest Gibsons eskader al twee bommenwerpers. Eén raakt hoogspanningskabels en stort neer; een andere verliest voortijdig zijn bom.
Aangekomen bij de Möhnedam roept Gibson over de boordradio zijn vliegers op. Ze moeten zich een voor een melden voor de aanval. Wingcommander Gibson neemt het voortouw, scheert laag langs de heuvels aan de oostzijde van de Möhnesee. Om vijftien over twaalf zet hij de aanvalsrun in.
Het water in de Möhnesee staat hoog en in het donker is de bovenzijde van de dam praktisch onzichtbaar. Wel steken de torens aan weerzijden van de dam helder af tegen de mistige achtergrond.
Zijn viermotorige bommenwerper zet de daling in tot de vereiste 18 meter hoogte. Ondanks het zware flakluchtafweer weet de ervaren oorlogsvlieger zijn toestel op koers te houden. Hij werpt de tonvormige, 3000 kilogram zware stuiterbom die onder het vliegtuig hangt met een draaiende beweging op de juiste afstand van de dam af (zie ”De Engelse stuiterbom”). Door de snelle draaiing zinkt de bom niet maar stuitert over het water naar de dam. Precies voor de damwand zinkt de bom en explodeert vervolgens diep onder water.
Gapend gat
Wanneer Gibson met een scherpe bocht wegdraait, ziet hij hoe het woeste water tussen de torens van de dam omhoogbruist. Zou het water zich nu door een gapend gat in het dal storten? Nadat het water weer is gekalmeerd, blijkt de dam nog intact.
Via de boordradio beveelt Gibson de volgende bommenwerper om zijn bom af te werpen. Maar die wordt tijdens het aanvliegen begeschoten door luchtafweergeschut. Brandend stort het toestel neer en ontploft bij de waterkrachtcentrale. Alle bemanningsleden komen om.
De derde aanstormende Lancaster wordt ook geraakt maar weet toch zijn bommenlast af te werpen. Weer golft er veel water over de dam, die uiteindelijk licht beschadigd blijkt. Ook de aanval van de vierde bommenwerper, die de bom perfect dropt, mag niet baten. Weer dreunt een zware explosie tegen de damwand, maar kapot is hij nog steeds niet.
De operatie dreigt op een fiasco uit te lopen. Maar dan lanceert de vijfde Lancaster zijn bom. Door de explosie bruist er weer een waterberg bij de damwand omhoog. En dan zien de piloten hoe de betonnen damwand scheurt, openbreekt en ineenstort onder het gewicht van tientallen miljoenen tonnen water. Een ruw gat van zo’n 77 meter breed en ruim 20 meter diep heeft de dam in tweeën gebroken. Het stuwmeer loopt kolkend leeg: 135 miljoen ton water stort zich met denderend geweld in de vallei.
Elf aanvallen
Na de geslaagde aanval vertrekt het eskader richting de Ederdam. Die is vanwege opkomende mist moeilijk te vinden. Gibson moet enige tijd rondcirkelen voordat hij er zeker van is de juiste plek te hebben gelokaliseerd. Het hooggelegen Kasteel Waldeck dient als herkenningspunt. Elf aanvallen zijn vergeefs. Een van de bommenwerpers wordt bovendien getroffen door zijn eigen bom, die boven op de dam explodeert. Maar na twee voltreffers barst de damwand toch open. Met een verwoestende vloedgolf van ruim 8 meter hoog stort meer dan 200 miljoen ton water het dal in.
De aanval op de derde stuwdam, de Sorpedam, mislukt ten slotte volledig.
De euforie bij de Britten is groot: de Duitsers hebben een forse afstraffing gekregen. De stuwmeren van de Möhne en de Eder zijn grotendeels leeggelopen. Tot 12 meter hoge vloedgolven brengen de Duitse oorlogsindustrie in de achterliggende dalen een zware slag toe. Zo’n 335 miljoen ton water verspreidt zich door de westelijke dalen van de Ruhr, waar de geraamten van steden en dorpen levenloos uit het water steken. Waterkrachtcentrales zijn uitgeschakeld, kolenmijnen lopen onder en fabrieken storten in.
In Fritzlar loopt een van Hitlers grootste vliegvelden onder water. Wegen, spoorwegen en bruggen zijn compleet verdwenen. Sommige fabrieken zijn weliswaar niet weggespoeld, maar kunnen toch niet meer werken omdat er geen elektriciteit meer is.
Lamgelegd
De oorlogsindustrie in het Ruhrgebied is grotendeels lamgelegd. Maar niet voor lang. Albert Speer, de minister van Bewapening, beveelt zijn nazibouwonderneming Todt onmiddellijk een groot aantal manschappen van de Atlantikwall terug te trekken voor de wederopbouw van de dammen. Met de inzet van duizenden dwangarbeiders weten de Duitsers sneller dan verwacht de stuwdammen te herstellen. Na een paar maanden draait de Duitse industrie alweer grotendeels op oorlogssterkte.
De aanval is voor de Duitsers echter een enorme dreun. Voor het Britse moreel, dat na drie jaar oorlog in begint te zakken vanwege de uitzichtloosheid van de oorlog, is het succesvolle bombardement een enorme opsteker.
De prijs voor de Britten is echter hoog. Uiteindelijk keren slechts elf van de negentien bommenwerpers laagvliegend terug naar de thuisbasis in Engeland; 53 van de 133 bemanningsleden komen om.
Wingcommander Gibson overleeft de oorlog niet. Hij stort op 19 september 1944 bij het Brabantse Steenbergen neer met zijn Mosquitojachtbommenwerper. Daar ligt hij ook begraven, samen met zijn navigator Jim Warwick.
Hoge tol
De aanval eist van Duitsland een hoge tol, zo toont het Sperrmauer Museum in het Duitse plaatsje Neheim. In de vloedgolven verdrinken zeker 1579 mensen. De overgrote meerderheid van de doden is afkomstig uit het vlak bij de Möhnedam gelegen dwangarbeiderskamp Möhnewiesen; 1026 buitenlandse dwangarbeiders –vooral Russische vrouwen– komen om. De zwarte keerzijde van een succesvolle militaire actie. Nabestaanden spreken op internet nog steeds hun afschuw en verontwaardiging uit over het omkomen van zo veel onschuldige burgers.
De gruwelijke beelden van de ramp staan nog steeds op het netvlies van oude Neheimers, van wie het dorp zwaar is getroffen. Friedel Volmer, toen 14 jaar, weet het nog goed: „Vanwege de luchtaanval schuilden we in de kelder. Plotseling rende mijn vader zo snel hij kon schreeuwend de kelder in en riep: „Het water komt, de Möhnestuwmuur is gebroken, snel, eruit, eruit.” Ik greep mijn moeder en mijn jongere broer vast en sleurde hen de nabijgelegen heuvel op. Het water stond onderweg al kniehoog.”
Daar voorkomt Friedel Volmer ook de verdrinking van de oude horlogemaker Scheffer. „Ik moest met geweld verhinderen dat de oude man weer zou teruglopen. Hij wilde nog kostbare klokken uit zijn huis halen.”
De Engelse stuiterbom
De vernietiging van de Duitse stuwdammen was een belangrijk militair doel. Een ‘normaal’ bombardement zou weinig effect hebben vanwege de enorm massieve betonconstructie. Het gebruik van torpedo’s was ook geen optie, omdat de dammen beschermd werden door torpedonetten. Daarom ontwikkelde de Britse ingenieur Barnes Wallis het idee van een stuiterbom.
Het principe was gebaseerd op het ‘keilen’ van platte kiezels over vlak water. Wallis herinnerde zich dat de Britse admiraal Lord Nelson ooit zijn kanonskogels over het water liet ketsen om vijandelijke schepen ter hoogte van de waterlijn te raken.
Wallis stelde zich voor dat een afgeworpen bom al draaiend over het wateroppervlak keilt en over de torpedonetten springt. Als de bom de stuwdam dan met lage restsnelheid bereikt, zinkt deze. Een drukdetonator brengt de bom daarna –net als een dieptebom– op een diepte van ongeveer 10 meter tot ontploffing. Vervolgens moet de dam daardoor openbreken.
Het afwerpen van rolvormige bommen, die onder de bommenwerper eerst met 500 toeren per minuut aan het draaien waren gebracht, luisterde nauw. Het moest gebeuren met een snelheid van 325 kilometer per uur en op een afstand van 380 meter voor de stuwdam. De aanvlieghoogte moest 18 meter bedragen. De beschikbare barometrische hoogtemeters waren hiervoor veel te onnauwkeurig. Daarom werden er onder het vliegtuig twee schijnwerpers gemonteerd die zodanig met elkaar werden uitgelijnd dat hun lichtbundels elkaar precies op die hoogte raakten en op het wateroppervlak een zichtbare ”8” vormden.
Het aanvliegen vergde extreem veel van de vaardigheid van de bemanningsleden, die hiervoor in Engeland bijna 1000 uur voorbereiding achter de rug hadden.