Kerkhistorie met een knipoog: spelen tot de bel
In alle vier de evangeliën komen we de opmerking van de Zaligmaker tegen dat een profeet niet geëerd is in eigen vaderland. De vindplaatsen zijn Mattheüs 13:57, Markus 6:4, Lukas 4:24 en Johannes 4:44. Het ging daarbij om het ongeloof waar Jezus op stuitte in Nazareth, waar Hij was opgegroeid.
Blijkbaar zijn er ook uitzonderingen op deze regel. Ik denk aan David Coppoolse, die opgroeide in het nabij Middelburg gelegen Serooskerke. Nadat Coppoolse in Middelburg op de kweekschool terechtkwam en zich in 1938 aansloot bij de christelijke gereformeerde kerk aldaar, werd hij voorzitter van de jeugdvereniging en hulporganist.
In later jaren zakte hij een paar meter, te weten naar de kansel. In 1947 hield Coppoolse als kandidaat zijn eerste preek over het ”Ere zij God”, terwijl hij van 1979 tot 1985 predikant was voor bijzondere werkzaamheden.
Een vergelijkbaar voorbeeld is prof. G. Wisse, met wie Coppoolse nauw heeft samengewerkt. Wisse was opgegroeid in Middelburg, waar hij in de kruidenierswinkel van zijn ouders reeds evangeliseerde. In 1938, na de instituering van de gemeente, werd er een beroep op hem uitgebracht door zijn vaderstad. Hij bedankte, maar drie jaar later kwam hij alsnog en bleef er tot zijn emeritaat in 1946.
Om te verhuizen had men destijds toestemming van de Duitse overheid nodig. Wisse gaf als reden voor de verhuizing: „Omdat ik meen dat God mij daar geroepen heeft.” Het kerkelijk leven ging floreren. De kerk zat tjokvol, waarbij het voorste gedeelte vol zat met vissersvolk uit Arnemuiden. Onder de kerkgangers waren trouwens meer vreemdelingen dan gemeenteleden. Dat had te maken met advertenties die Wisse in dagbladen liet plaatsen waarin het onderwerp van de preek stond en de extra mededeling: „de kerk is verwarmd.”
Over Wisses bijzondere manier van optreden in zijn ambtelijke bediening te Middelburg zijn tal van staaltjes bekend. Eens moest een gemeentelid onder censuur. Wisse kondigde dat als volgt af: „Ik moet de gemeente mededelen dat er een lid van de gemeente onder de eerste trap van de censuur is komen te staan. Wie dat is?” Iedereen spitste de oren. Wisse vervolgde na enige tijd stilte: „Dat ben ik.” Weer volgde er een stilte, waarna hij ten slotte zei: „Dat bent u. Want als één lid lijdt, lijden alle leden.”
Wisse had ook een hekel aan lange voor- en naspelen. Dat ging allemaal af van de tijd die nodig was voor zijn preek om de dienst toch binnen normale tijd te laten verlopen. Hij gaf nog weleens het bevel bij het opgeven van een psalm: „Zonder voorspel.” Zelfs presteerde hij het om tijdens een lang naspel te roepen: „’t Is genoeg.” Nu gebeurde het ook wel dat bij de collectezang de psalmverzen zo kort waren dat de collectanten niet klaar waren met collecteren en Wisse onder het collecteren begon te preken. De kerkenraad vond dit onstichtelijk en besloot dat er een belletje zou klinken bij het orgel wanneer de collecte voorbij was en derhalve het orgel tot op dat tijdstip bleef spelen.
Wisse trotseerde die afspraak en riep eens tegen hulporganist Coppoolse, die toen speelde, en hij opnieuw een korte collectepsalm had opgegeven: „Organist, de ziel en zaligheid is heel wat belangrijker dan dit orgelspel.”