Ware christen scheidt afval tot eer van de Schepper
Er is grote behoefte aan een theologisch perspectief waarin een leven met God niet wordt gezet náást een leven met oog voor de schepping, maar een perspectief dat die twee juist met elkaar vervlecht, reageert Felix de Fijter.
Dr. Bart Jan Spruyt weet zeker dat er heel veel christenen in de hemel zijn die hun afval nooit hebben gescheiden, zegt hij in zijn artikel ”Tussen mug en kemel” (RD 5-5). Dus we moeten niet doorslaan in onze „nieuwe belangstelling” voor klimaat en duurzaamheid: „Het kenmerk van een waar christen is dat hij God vreest en beeft voor Zijn Woord. Niet dat hij zijn afval scheidt. Dat is hoogstens een toevallig, cultureel bepaald kenmerk.” Een modieuze mug, waar je geen kemel van moet maken.
Het is evident dat er christenen in de hemel zijn die hun afval niet hebben gescheiden. Het christendom is immers veel ouder dan plastic, dat pas omstreeks 1900 werd uitgevonden. Wel heeft plastic zich een stuk sneller dan het christendom over de aarde verspreid. De laatste vijftig jaar hebben we het voor elkaar gekregen dat er 86 miljard kilo plastic in de oceanen is terechtgekomen, berekende het VN-milieuprogramma.
In het zeewater vallen de frietbakjes, drinkflessen en plastic zakjes tot microplastics uiteen. Veel van deze stukjes plastic zijn zo klein dat ze naar verwachting nooit meer uit het water zijn op te vissen. Behalve dan door de vissen en de zeedieren zelf, die de microplastics voor voer aanzien. En door zeevogels, waarvan er jaarlijks 1 miljoen doodgaan aan hun plastic menu.
Dode vissen
Het is heel gemakkelijk om zoiets als afvalscheiding –dat is welbeschouwd nog maar een minuscuul begin van de oplossing van het klimaatprobleem– theologisch te relativeren, zoals dr. Spruyt doet: natuurlijk is afvalscheiding niet onbelangrijk, maar een christen moet vooral God vrezen en beven voor Zijn Woord.
Dat klinkt heel godsdienstig, maar ga eens praten met een visser aan de kust van Costa Rica, die meer dode dan levende vissen aantreft in z’n net – met kammen en aanstekers in hun buik. Moet je dan zeggen: „Het spijt ons van uw inkomen, meneer. Afvalscheiding is heus belangrijk, maar wij waren de Bijbel aan het lezen”?
Nee. Volgens mij moet je dan zeggen: die man is een schepsel Gods. En ook aan die man en aan zijn naasten ben ik daarom eerbied verschuldigd. En alleen al vanwege dat gegeven moet ik mijn afval scheiden.
Perspectief
Het betoog van dr. Spruyt onderstreept nog eens hoe groot de behoefte is aan een theologisch perspectief waarin een leven met God niet wordt gezet náást een leven met oog voor de schepping, maar een perspectief dat die twee juist met elkaar vervlecht. Dat laat zien hoe wezenlijk het is, voor het welzijn van onszelf, onze kinderen, onze (verre) naasten, onze dieren en onze planeet, dat we ermee ophouden de ons geschonken schepping te verkwanselen. Dat een waar christen inderdaad zijn afval scheidt, en hoe dat is tot eer van God, Die de hemel en de aarde gemaakt heeft.
De auteur maakt deel uit van de hoofdredactie van christelijk opinieblad De Nieuwe Koers. Hij was als editor betrokken bij het boek ”Zakendoen in de nieuwe economie”, over duurzaam zakendoen.