Column: Bjoetifol
We bestelden een ijsje. Iedereen had zo z’n eigen smaak. De een mango, de ander citroen en de jongste kon het zelfs al zelf zeggen: „Doe mij maar Erdbeer.” Terwijl we de bestelling langzaam maar zeker afrondden, begon de mevrouw achter de balie steeds nukkiger te kijken. Toen ze het aantal bolletjes en euro’s geteld had, kon er alleen maar kort „neun” vanaf. Geen woord verder. Geen vriendelijke lach. Zo’n grote bestelling hadden ze natuurlijk niet vaak, dus wat mij betreft had ze extra bedankt. Ik kon wel een beetje inschatten wat deze mevrouw zo snibbig maakte. Wie had er nu zo veel kinderen, spraken haar ogen? Dat was toch helemaal niet van deze tijd?
We werden wel vaker bekeken daar in Cochem. Sommige mensen telden ze een voor een hardop en keken afkeurend. Wat een koppel. Een opa, oma, vader en moeder en vijf kinders. Sommigen keken stiekem nog eens om. We werden vaak genoeg geteld en in mijn hoofd te licht bevonden.
Een groter gezin. Geen dagelijkse kost meer, lees ik in de krant. De bezoekersaantallen van de Hardenbergse dagen worden minder. Waarom? „Het aantal grote gezinnen neemt af”, zegt Klein. Refoscholen kampen met minder leerlingen door afname van het kindertal. Is dat bedenkelijk? Of is het juist goed dat er klaarblijkelijk meer wordt nagedacht, gepland en ook hopelijk gepraat? Jammer voor refo-dagjes-uit is het natuurlijk wel. Maar wat vinden we er vanbinnen van?
Nee, ik heb niet zo een-twee-drie een antwoord.
Dat had een andere mevrouw daar in Cochem wel. We zaten op een balkonnetje. Aan de Moezel. Het weer was prachtig. We deden eens gek en bestelden allemaal een vette bratwurst met frietjes en saus. Fristi voor de kids, een tonic voor opa en voor de rest een icetea. Ik vond het nogal spannend, eigenlijk. Onze kids reikten natuurlijk een paar keer ver over dat balkon. Je kon die mooie rivier dan goed zien. Er miepte ook iemand dat hij z’n worst te groot vond. De ander vond dit de meest vieze mayo ooit geproefd. En –het kon niet missen– een glas Fristi had zin in een sliding. De zwaartekracht werkte ook hier in Duitsland prima. De bediening keek bedenkelijk. Ik vanbinnen ook. Ja, best een onderneming, met een groot gezin „uit eten.”
We liepen naar beneden. Een mevrouw trok aan mijn mouw. Ze straalde. „Joe hev bjoetifol kids”, zei ze. Ik begon ook te stralen. Ja, zo was het. Vergeten de bedenkelijke blikken, het omgegooide glas en het gezeur over te grote worsten en zure saus. Jullie zijn beautiful.
En nu. Als er soms geen einde komt aan opruimen. Aan regeltjes herhalen. Aan ruzietjes beslechten. Als ons zesde kindje dat straks niet zal verminderen. O ja, dan lijkt een groter gezin soms moeitevol. Maar er komt elke keer weer een echo terug. „Bjoetifol.” Tel ze maar, mensen, ik tel ze ook. Een voor een. Onze zegeningen.