Vertrouwen in democratie gelukkig hoog
Om de een of andere reden vinden spannende en betekenisvolle debatten aan het Binnenhof nogal eens plaats in de laatste week voor een reces. Die ‘planning’ heeft in elk geval dit voordeel: in de week daarna kunnen partijen, als de kruitdampen zijn opgetrokken, nog eens in alle rust reflecteren op de achterliggende schermutselingen. En hun wonden likken.
Wat zou in het meireces, terugblikkend op het debat over de dividendbelastingmemo’s, een les kunnen zijn? Dat het vertrouwen in de politiek weer verder gedaald is? Ho, stop, op dat punt moeten we voorzichtig en genuanceerd zijn. Dat het vertrouwen in politici in alle westerse landen laag is, is een feit. Vorig jaar nog lieten cijfers van het CBS zien dat twee derde van de Nederlanders geen vertrouwen (meer) heeft in de landelijke en Europese politiek.
En dát vertrouwen is er de achterliggende week niet beter op geworden. Volgens de meest recente peiling van Maurice de Hond verloren de regeringspartijen gezamenlijk vijf zetels. Verder denkt 76 procent van de ondervraagden dat premier Rutte niet de waarheid heeft gesproken toen hij aangaf zich uit de tijd van de formatiebesprekingen geen memo’s te herinneren die betrekking hadden op de dividendbelasting.
Erg? Ja en nee. Ja, omdat het voor Rutte zelf natuurlijk een veeg teken is als de meerderheid van de burgers hem als minister-president niet vertrouwt. Maar er valt ook veel te zeggen voor de stelling dat dit helemaal zo erg niet is. Met name de politicoloog Tom van der Meer betoogt al jaren, onderbouwd met cijfers en argumenten, dat het op zichzelf prima is als mensen politici niet vertrouwen, zolang ze maar wel vertrouwen blijven houden in ons democratische systeem.
Wie een politicus niet vertrouwt, stemt de volgende keer gewoon op een ander. Maar als mensen het systeem niet meer vertouwen, zoals in de jaren twintig en dertig in Duitsland gebeurde, maakt dat de weg vrij voor anarchie of dictatuur.
Van dat laatste type van wantrouwen is echter in Nederland gelukkig geen sprake, betoogt Van der Meer keer op keer. Over het functioneren van onze democratie is en blijft de burger zeer tevreden, zo laten de cijfers steeds weer zien.
Dat alles betekent natuurlijk niet dat partijen nu zelfvoldaan achterover kunnen leunen. Als het debat van vorige week één ding leerde, is het dit: voor afschaffing van de dividendbelasting bestaat eigenlijk geen parlementair draagvlak en al helemaal geen maatschappelijk draagvlak. Volgens De Hond daalde na het Kamerdebat het aantal voorstanders van afschaffing van de dividendbelasting van 26 naar 18 procent.
Alleen al om electorale overwegingen zou de coalitie zich dus nog eens moeten bezinnen op de vraag of zij dit omstreden voorstel straks nu wel echt moet doorzetten.