Vreugde in God
Psalm 73:25
„Wien heb ik nevens U in de hemel? Nevens U lust mij ook niets op de aarde.”
De vreugde in de onwedergeborene is enkel vleselijk. Die is gericht op goud, of grootsheid, of hoge ambten. Deze allen zijn niet anders dan een schaduw, een schip, een vogel, een pijl, een voorbijrijdende post of als het geluid van doornen onder een pot, als een flikkerende licht voor het eeuwig vuur.
Maar de vreugde van de wedergeborene is een geestelijke vreugde. De stof daarvan is het licht van Gods aanschijn, of het kleed van Christus’ rechtvaardigheid, of de beloften van Gods Woord, of bovenal God Almachtig, gezegend in der eeuwigheid. Zo zegt David: „Wien heb ik nevens U in de hemel? Nevens U lust mij ook niets op de aarde” (Psalm 73:25).
Dit is een vreugde die niemand vatten kan, dan die ze geniet; dit is die witte Keursteen (Openbaring 3:17), Wiens glans de hemelse harten alleen bestraalt. Dit is die flikkerende heerlijkheid des hemels, die in een geheiligd hart opborrelt uit de bornputten der zaligheid. Dit zijn frisse vertroostingen, uit het Woord en de sacramenten, die door een vruchtbare rivier van een mensenleven uitkomen in de grondeloze zee van de hemelse vreugde.
Isaac Ambrosius, predikant te Preston (”Leer der wedergeboorte”, 1660)