Regering-Bush lijdt nederlaag tegenover hof
Zogeheten buitenlandse strijders die door de Amerikanen gevangen worden houden op de Amerikaanse basis Guantanamo Bay in Cuba, mogen het Amerikaanse rechtssysteem gebruiken om hun detentie aan te vechten. Dat heeft het Amerikaanse hooggerechtshof in Washington maandag beslist met zes tegen drie stemmen.
Deze beslissing is een juridische nederlaag voor de regering-Bush, die tot nu toe beweerde dat Guantanamo Bay „buitenlands gebied” was omdat de basis in Cuba ligt. Daarom zou het Amerikaanse recht er niet van toepassing zijn. Volgens het hooggerechtshof is deze voorstelling van zaken onjuist, omdat de Verenigde Staten volgens het leaseverdrag met Cuba „volledige rechtsbevoegdheid” hebben op het terrein van de basis. De 600 al-Qaida-strijders en aanhangers van het voormalige Afghaanse Taliban-regime die daar gevangen worden gehouden, bevinden zich juridisch dientengevolge op „Amerikaans grondgebied.” Dat geeft hun het recht om hun detentie aan te vechten via het Amerikaanse rechtssysteem.
De kwestie van de Guantanamo-gevangenen was een van de drie gevallen waarin het hooggerechtshof maandag besliste. De negen rechters spraken zich verder uit over de zaak van Yaser Hamdi, die in Amerika werd geboren maar in Saudi-Arabië werd opgevoed. Hij werd in Afghanistan gearresteerd, waar hij meevocht aan de zijde van al-Qaida. Vanwege zijn Amerikaanse nationaliteit werd hij door president Bush bestempeld tot „vijandige strijder” en hij werd opgesloten op een militaire basis in South Carolina. Volgens het hooggerechtshof heeft de Amerikaanse regering het recht om Hamdi op te sluiten, maar Hamdi heeft ook het recht om zich juridisch tegen deze behandeling te verzetten. Dat recht werd hem tot nu toe door Washington geweigerd.
De Amerikaanse autoriteiten zeggen dat opsluiting voor onbepaalde tijd om gevangenen te ondervragen is gerechtvaardigd. In de zaak-Hamdi schrijft rechter Sandra O’Connor echter dat „opsluiting voor onbeperkte tijd alleen voor ondervraging juridisch niet verantwoord kan worden.” „De geschiedenis en het gezond verstand leren ons dat een ongecontroleerd systeem van opsluiting het gevaar inhoudt dat dit systeem wordt misbruikt voor onderdrukking en mishandeling”, aldus O’Connor.
In een derde geval deed het hooggerechtshof maandag geen uitspraak. Het ging daarbij om José Padilla, die op het vliegveld van Chicago werd gearresteerd op de verdenking dat hij betrokken was bij een complot om in de VS mee te doen aan een aanslag met een ’vuile’ kernbom.
Het hooggerechtshof wees deze zaak af omdat de verdedigers van Padilla zijn zaak hadden bepleit via een rechtbank in New York. Aangezien Padilla op dezelfde militaire basis gevangen wordt gehouden waar Hamdi zit, had men de kwestie volgens het hooggerechtshof aanhangig moeten maken in South Carolina. Tegenstanders van het beleid van Washington reageerden maandag enthousiast. „Dit is een historische beslissing die duidelijk maakt dat de vrijheden die de regering-Bush zich denkt te kunnen veroorloven in de strijd tegen het terrorisme niet verenigbaar zijn met het Amerikaanse rechtssysteem”, aldus Steven Shapiro van de Amerikaanse burgerrechtenorganisatie American Civil Liberties Union (ACLU). Een woordvoerder van het ministerie van Defensie (dat verantwoordelijk is voor de gevangen op Cuba) benadrukte daarentegen dat het hooggerechtshof duidelijk heeft gemaakt dat de regering het recht heeft „vijandelijke strijders” in het kader van de strijd tegen het internationaal terrorisme gevangen te houden.