Vol ongerechtigheid
Hebreeën 12:14b
„…En de heiligmaking, zonder welke niemand de Heere zien zal.”
De mens zonder wedergeboorte is eerst onheilig en daarom geheel onbekwaam om in de hemel te komen. Zonder heiligmaking zal niemand de Heere zien (Hebreeën 12:14). En wat is de mens voor hij wedergeboren is? Als we kijken naar zijn ziel, dan zien we dat die mismaakt is door zonde, bevlekt met lusten, ontwricht is door driften, overheerst door hartstochten, uitpuilend van nijdigheid, vol van gulzigheid, overlopend van wraak en vervoerd door razernij. Zo wordt het beeld van God dat de mens droeg, veranderd in de lelijke gedaante van de duivel. Om het maar rechttoe rechtaan te zeggen: de ziel is vol van ongerechtigheid. Het verstand begrijpt niet de dingen die des Geestes Gods zijn (1 Korinthe 2:14). De wil begeert niet het goede (Romeinen 6:20). Het vlees begeert tegen de Geest (Galaten 5:17). In één woord: het verstand is verduisterd, de wil wordt gevankelijk weggevoerd, de hartstochten zijn ontregeld, de gedachten besmet, het geweten verdoofd, de inwendige mens is vol van zonde en er is geen deel dat goed is, ja niet een. En wat zeggen wij van het lichaam? Dat is geen haar beter. Het is als een bedorven kadaver. Het hoofd bedenkt kwaad, de ogen kijken naar alles wat leeg is, de oren geven aan de zonden gehoor, de tong vloekt en zweert.
Isaac Ambrosius, predikant te Preston
(”Leer der wedergeboorte”, 1660)