Bergen wapens, helmen en gasmaskers op Leusderheide
Na de Bevrijding van Nederland in 1945 ontwapenden de geallieerden op tien locaties in West-Nederland 120.000 Duitse soldaten. Oud-geschiedenisleraar Ronald Polak uit Leusden dook in de archieven, luisterde naar ooggetuigen en schreef een boek over deze vergeten episode uit de nadagen van de Tweede Wereldoorlog.
Eigenlijk was Ronald Polak, voorzitter van de Historische Kring Leusden, samen met zijn collega-voorzitter Johan de Kruijff van de Stichting Oud Woudenberg met een ander onderzoek bezig. Ze wilden nog meer te weten komen over een schijnvliegveld dat de Duitsers in het bosgebied van Landgoed Den Treek-Henschoten bij Leusden en Woudenberg hadden aangelegd, om de aandacht af te leiden van het echte Vliegveld Soesterberg.
„De Kruijff houdt daar de laatste jaren lezingen over”, zegt Polak. „Hij hoorde dan geregeld verhalen van toehoorders over duizenden militairen van de Wehrmacht die na 5 mei in Den Treek zouden hebben gebivakkeerd. Hun wapens en uitrusting moesten ze dumpen op de Leusderheide. Voor ons was dat voldoende aanleiding om uit te zoeken hoe dat precies zat.”
Het resultaat is het boek ”Afgemarcheerd!”, dat zaterdag wordt gepresenteerd als uitgave van de Historische Kring Leusden. Het is de eerste uitvoerige studie over de ontwapening van de Wehrmacht in 1945. „Iedereen weet van de overgave van de Duitsers, van Wageningen en hotel De Wereld, maar wat er direct daarna met het Duitse leger gebeurde, is veel minder bekend. Dat is geen belangrijk thema in de geschiedschrijving over 1940-1945. De meeste boeken over de bezettingstijd stoppen als er een einde komt aan de oorlogshandelingen. De belangstelling van zowel historici als het grote publiek voor de meidagen van 1945 gaat vooral uit naar de vreugde rond de Bevrijding en de wederopbouw van Nederland.”
Concentratiezones
Op tien plaatsen in Nederland waren er na de capitulatie van het Duitse leger in mei 1945 zogeheten concentratiezones, waar Britse en Canadese militairen in totaal bijna 120.000 Duitse soldaten ontdeden van hun wapens en uitrusting. Leusdenaar Polak concentreerde zich op de ontwapening van bijna 13.000 soldaten van de 346. Infanterie Division, die twee weken lang tussen Leusden en Amersfoort achter prikkeldraad opgesloten zaten in afwachting van terugkeer naar de Heimat. Britse militairen bewaakten hen. „Maar zoals het hier ging, ging het in heel West-Nederland. De richtlijnen waren overal gelijk. De teams die de Duitsers doorlichtten, gingen van concentratiegebied naar concentratiegebied.”
De andere ontwapeningszones waren bij Soest/Baarn, Den Helder, IJmuiden, Den Haag, Hoek van Holland, Ridderkerk, Maarssen, Elst (Utrecht) en Tiel.
Polak (67), die ruim veertig jaar docent geschiedenis was aan de gereformeerde scholengemeenschap Guido de Brès in Amersfoort, achterhaalde militaire bronnen, die hij combineerde met berichten van ooggetuigen. Zo bracht hij gedetailleerd de ontwapening van een complete Duitse infanteriedivisie in kaart, tot en met de geordende afmars met alle andere Wehrmachtcollega’s via Den Helder naar Oldenburg in Noord-Duitsland. In de Britse bezettingszone daar zaten alle soldaten nog twee tot drie jaar gevangen.
Veel had de Leusdense historicus aan de interviews van De Kruijff met ooggetuigen. „Iemand die toen acht jaar was, vertelde hem: ’s Avonds, toen ik naar bed ging, stond er één paard in de wei, ons eigen paard. De volgende ochtend, toen ik wakker werd, waren er ineens 600 paarden. Een sterk verhaal, denk je als je dat hoort. In geallieerde oorlogsdagboeken vond ik echter terug dat er op 16 mei maar liefst 2700 paarden in Den Treek waren.”
Een belangrijke vondst was een voorlichtingsfilm van het Canadese leger over de bevrijding van Nederland. Polak ontdekte daarin anderhalve minuut aan beelden van het concentratiegebied bij Leusden. „Rollend materieel van de Duitsers stond er in lange rijen. Op de Leusderheide lag alles wat van de Wehrmacht in beslag was genomen in bergen opgestapeld: geweren, helmen, gasmaskers.”
Gecapituleerde troepen
De ontwapening van de Duitsers verliep heel soepel, aldus Polak. „De geallieerden wilden de verslagen vijand zo snel mogelijk uit Nederland weg hebben. Ze lieten daarom de Duitse bevelstructuur intact, ook om de Duitsers niet extra te vernederen. Opdrachten van de verantwoordelijke Canadese legerleiding drongen via het hoofdkwartier van generaal-majoor Johannes Blaskowitz, de Duitse bevelhebber, door tot de Duitse lagere niveaus en werden daar efficiënt uitgevoerd. Iedere Duitse soldaat hoorde van zijn eigen commandant waar de wapens moesten worden ingeleverd en wat er verder diende te gebeuren. In zekere zin was de ontwapening en de daaropvolgende afmars naar Duitsland dan ook een Duitse operatie, zij het onder supervisie van het eerste Canadese leger van luitenant-generaal Charles Foulkes.”
De soldaten van de Wehrmacht kregen niet de status van krijgsgevangenen, maar werden als gecapituleerde troepen beschouwd. Polak: „Zij werden geacht voor zichzelf te zorgen. Dat was voor de Wehrmacht in Nederland geen probleem. Met het oog op een verwacht langdurig beleg van de ”Festung Holland”, zoals de Duitsers het versterkte West-Nederland noemden, hadden ze grote voorraden eten en drinken opgeslagen. Die mochten ze behouden, net als hun dieren en transportmiddelen.”
Deze aanpak was niet in overeenstemming met het geldende oorlogsrecht. „De geallieerden kozen er om praktische redenen voor”, zegt de oud-geschiedenisleraar. „Binnen West-Nederland verbleven in mei 1945 drie keer zo veel Duitse als geallieerde soldaten. Een leger in krijgsgevangenschap zou gedurende een lange periode behalve veel voedsel ook een enorme inzet aan manschappen vragen. En dat terwijl Canada zijn boys weer snel thuis verwachtte, nu de strijd in Europa erop zat. Er was ook geen actieve rol weggelegd voor de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten, die stonden te popelen om de gehate Duitse legermacht te kunnen inrekenen. Hun bijdragen bleven beperkt tot wat hulpdiensten, waarbij zij niet gewapend mochten zijn.”
Discipline
In de orde binnen de Wehrmacht ziet Polak een belangrijke verklaring voor het feit dat de ontwapening vlot kon worden afgewikkeld, terwijl er getalsmatig toch sprake was van een Duits overwicht. „Voor de klus op de Leusderheide en in Den Treek waren slechts twee Britse infanteriebataljons plus nog wat ondersteuningstroepen en tanks beschikbaar, nog geen 2000 man. Tegenover ruim 12.000 Duitsers. Incidenten waren er echter nauwelijks.”
De Duitse discipline droeg er volgens de historicus ook behoorlijk aan bij dat van de ontwapening in Nederland zo weinig bekend is. „De Duitsers werkten heel goed mee, en dat paste niet zo erg in het beeld dat de Nederlanders na de oorlog over het algemeen van hen hadden. De Wehrmacht trad in de laatste oorlogsmaanden nogal wreed en willekeurig op, maar na 8 mei waren er geen problemen meer. Het voelde echter niet goed om een complimentje te geven: „Na 8 mei viel het wel mee met die Wehrmacht…” Dat wilde niemand zeggen, en daardoor kreeg deze geschiedenis geen aandacht.”
Afgemarcheerd!, Ronald Polak; uitg. Historische Kring Leusden, Leusden, 2018; ISBN 978 90 802573 9 9; 144 blz.; € 17,95 plus € 4,50 verzendkosten, verkrijgbaar via boeken.historie.leusden.nl.
Over een lopende band
Voor alle tien de concentratiegebieden lieten de geallieerde brigadecommandanten de Duitse divisiestaven tijdschema’s voor de ontwapening opstellen. Ronald Polak: „De Wehrmachtmilitairen moesten stipt op tijd op de aangegeven plaats zijn om daar hun geweer, hét symbool van militaire eigenwaarde, plus al hun andere wapentuig achter te laten. De Canadezen bedachten een mooie term voor deze procedure: ”taking the Jerries through the sausage machine”. Het leek wel alsof de soldaten over een soort lopende band gingen. Geweren belandden op snelgroeiende stapels. Bajonetten, gasmaskers, veldtelefoons en ander materieel eveneens. Uiteindelijk hadden de Duitsers alleen nog maar hun uniform over.”
In Leusden wezen eigen officieren de infanteristen vervolgens hun plek in het uitgestrekte bos. Wehrmachtgenisten hadden het terrein met prikkeldraad omheind. Twee weken lang verbleven de 12.508 Wehrmachtsoldaten in het bos van Den Treek, aldus Polak. „Er waren onvoldoende tenten. Een zeil, een overjas of een gekantelde kar bood enige bescherming. Laaghangende dennentakken vormden schuilhutten met daarin houten banken. Er was een veldkeuken. De infanteriedivisie had duizenden paarden naar Leusden meegenomen, dus het menu laat zich raden.”