Kerk & religie

De exodus van Hendrik Peter Scholte

De afgescheiden predikant Hendrik Peter Scholte was een buitenbeentje onder zijn collega’s. Een onafhankelijk theoloog en doortastende organisator van een emigratiegolf naar Amerika.

Klaas van der Zwaag
5 April 2018 15:08Gewijzigd op 16 November 2020 12:58
Michiel van Diggelen. beeld Frans Jan Fortunati
Michiel van Diggelen. beeld Frans Jan Fortunati

Michiel van Diggelen (1957) schreef een roman over „de exodus van Scholte”. Hij noemt Scholte een van de boeiendste personen uit de eerste helft van de negentiende eeuw. „Als predikant was hij strijdlustig en omstreden. Hij wist duizenden te boeien en ook weer van zich te vervreemden. Scholte was een gedreven mens, financieel onafhankelijk en diepgelovig. Een realist en een idealist”, zo schrijft Van Diggelen in het boek ”De exodus van Hendrik Peter Scholte” (uitgeverij IJzer, Utrecht), dat donderdag in Utrecht werd gepresenteerd.

Zoektocht

De historische roman is het resultaat van een zoektocht naar de persoon van Hein Scholte, hoe hij omging met de dood in zijn leven, de opvoeding van zijn kinderen, hoe hij samenleefde met zijn vrouw. Van Diggelen beschrijft Scholte in de tijd waarin hij zich afscheidde van de Nederlandse Hervormde Kerk. De kerkgebouwen waar Scholte preekte, zaten vol. Later telden ze hooguit tientallen bezoekers, verzuchtte hij. „Ondanks alle inspanningen was de Afscheiding maar een tijdelijke opleving geweest. Telkens opnieuw liep hij vast op de kracht van de ingesleten overtuigingen. Wie wilde zich nu echt door het Woord laten leiden, hoeveel kozen liever voor de overlevering, de traditie?”

Scholte werd de vervolging van staatswege moe, zodat hij de vrijheid om als kerk samen te komen aanvroeg bij de overheid. Dat was tegen het zere been van zijn afgescheiden broeders. Van Diggelen beschrijft hoe Scholte steeds meer in een isolement terechtkwam. De Afscheiding versplinterde en Scholte werd verguisd door zijn eigen broeders. De economische omstandigheden verslechterden. Amerika, het land van de economische mogelijkheden, lokte. Daar was tenminste ook vrijheid van godsdienst.

Van Diggelen, werkzaam als docent in het voortgezet onderwijs, beschrijft vooral de periode van de voorbereidingen op de landverhuizing, zoals emigratie destijds genoemd werd. Met de emigratie eindigt het boek. De exodus van Scholte en enkele honderden, meest eenvoudige, gereformeerden, was een uittocht uit het land van de verdrukking naar het beloofde land. Scholte emigreerde in 1847 en streek neer in Pella (Iowa).

Waarom vormt deze exodus zo’n belangrijke episode in Scholtes leven?

Van Diggelen: „Scholte komt in mijn roman tot het inzicht dat Nederland hem niets meer te bieden heeft. Zijn rol is uitgespeeld. De roman wil de aangrijpende gebeurtenissen laten zien waardoor Scholte uiteindelijk tot deze belangrijke beslissing komt. Dit moment in zijn leven is zo belangrijk omdat de persoon Scholte zich in optima forma toont: als zijn eerste vrouw Sara overlijdt, trouwt hij opnieuw, nu met een veel jongere vrouw. Maar dat belet hem niet om tegen haar zin, maar volgens zijn eigen sterke overtuiging, het land te verlaten. Scholte laat alles achter omdat hij het gevoel heeft dat hij geen ruimte meer heeft om zijn geloof op een vrije manier te belijden. Hij laat zich niet gemakkelijk inperken en is op zoek naar de zuivering van zijn geloof en van de kerk waarvan hij deel uitmaakte. Hij wil niet vastlopen en blijft op zoek naar een authentieke vormgeving van zijn geloof volgens de gereformeerde traditie.”

Herdenking

De roman van Van Diggelen verschijnt in een herdenkingsjaar. In augustus is het 150 jaar geleden dat Scholte overleed. Mede naar aanleiding daarvan wordt er van 16 tot 18 augustus in het Amerikaanse stadje Pella een conferentie over hem en zijn leven gehouden.

Eind vorig jaar verscheen een proefschrift van dr. Jan-Henk Soepenberg over de Afscheiding in Amsterdam. Daarin wordt betoogd dat Scholte geen labadist of independentist was, maar gewoon gereformeerd. De afgescheiden predikant stelde namelijk in de preambule van de Utrechtse Kerkorde (1837) dat allen die belijdenis van het geloof afleggen en dienovereenkomstig wandelen, als lidmaten van de gemeente van Christus erkend moeten worden. Volgens Soepenberg zag Scholte de kerk niet –labadistisch– als een gemeente van wedergeborenen. Wel drong Scholte volgens hem aan op een zichtbaar christelijke levenswandel als voorwaarde voor toelating. De promovendus schetst Scholte als een predikant die pleitte voor een vrije kerk zonder overheidsinmenging.

„Soepenberg heeft in grote lijnen gelijk,” zegt Van Diggelen desgevraagd. „Scholte onderscheidde zich van met name de afgescheiden collega’s Hendrik de Cock en Simon van Velzen doordat hij niet kon geloven dat de Bijbelse boodschap voor eens en altijd was vastgelegd in belijdenisgeschriften. De Bijbel moest in elk tijdsgewricht opnieuw vertaald worden naar de realiteit van alledag. Scholte zag daarbij de eerste christengemeente als lichtend voorbeeld. Een kleinschalige, democratische gemeenschap waarin Christus het richtsnoer was, en niet de traditie of de overlevering. Scholte verbond een groot verlangen naar godsdienstige zuiverheid aan de hervorming van de maatschappelijke werkelijkheid. Dat maakt zijn leven zo interessant.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer