Kamer wil grenzen aan ruimtebeleid
Ruimte geven voor economische ontwikkeling is prima, maar het kabinet moet wel paal en perk stellen. De Tweede Kamer vindt dat het Rijk zich best wat meer met de toekomstige inrichting van Nederland mag bemoeien, al was het maar door duidelijke voorwaarden en eisen te stellen aan provincies en gemeenten, die de plannen moeten uitvoeren.
De Tweede Kamer heeft maandag voor haar eerste zegje gedaan over de Nota Ruimte van minister Dekker (VROM). Motto van die nota is ’centraal wat moet, decentraal wat kan’, waarmee lagere overheden het heft veel meer dan voorheen in handen krijgen. Daarnaast krijgt de economische ontwikkeling met onder meer uitbreiding van Schiphol en de Rotterdamse haven voorrang.
Vooral de oppositie vreest dat het open landschap van bijvoorbeeld het Groene Hart hiervan de dupe zal worden en ten prooi valt aan bouwzuchtige gemeenten en projectontwikkelaars. PvdA–Kamerlid Duivesteijn vindt dat het Rijk een zwaardere rol voor zichzelf moet toeëigenen om ervoor te zorgen dat „het publieke domein wordt veiliggesteld" en Nederland over twintig jaar „nog een aangenaam land is om in te leven".
De SP zit op diezelfde lijn. Collega Van Velzen kijkt weemoedig terug naar het beleid van de vorige VROM–minister Pronk, die de teugels van het ruimtebeleid wel meer in rijkshand wilde houden. „Volgens mij hadden we beter Pronk kunnen hebben op dit dossier."
Ook de voorstanders van decentralisatie vinden evenwel dat VROM de ruimtelijke taken niet zomaar over de rijksschutting mag kieperen. Gemeenten en provincies moeten de juiste instrumenten krijgen om hun nieuwe taken uit te voeren. Den Haag moet op zijn beurt grenzen stellen aan wat wel en niet kan, en zonodig deze bestuurders kunnen terugfluiten.
De Kamer tornt ook aan enkele onderdelen van de nota. Met zes ’stedelijke netwerken’ Randstad, Brabantstad, Twente, Arnhem–Nijmegen, Zuid–Limburg en Groningen–Assen vergeet het kabinet regio’s als Friesland en Zwolle, dat volgens CDA–er Van Bochove een „scharnierfunctie" naar de noordelijke provincies en Duitsland heeft.
Wat betreft de Hoeksche Waard, waar Dekker 300 hectare bedrijventerrein voor de Rotterdamse haven wil stichten, maakt de minister volgens de Kamer een „vergissing". Duyvendak van GroenLinks wil net als zijn meeste collega’s dit eiland behoeden voor die „vlek van industrialisering".
De fracties houden Dekker duidelijk voor dat ruimte voor economische ontwikkeling goed is, maar onder voorwaarden en daar waar het gewenst is. Het inpolderen van het Markermeer voor de verdere uitbreiding van Schiphol en voor woningbouw vindt LPF–Kamerlid Van As „één van de krachtigste economische impulsen die ons land gegeven kan worden". De VVD vindt onder het mom van ’voor wat, hoort wat’ dat Den Haag best wat terug mag vragen. De liberaal Geluk denkt aan projectontwikkelaars, die in ruil voor extra bouwrechten verplicht worden te investeren in natuur.
Vrijwel alle fracties missen node de verkeersplannen die minister Peijs pas dit najaar uit de doeken doet in haar Nota Mobiliteit. „Eerst ontsluiten dan bouwen", vindt het CDA.
Dekker is ondanks de kritiek van de fracties niet van plan haar Nota Ruimte al te zeer overhoop te halen. De bewindsvrouw verzekerde de Kamer dat zij wel degelijk een regierol wil en krijgt. „Het is niet verwerpen en uitsluiten, maar bemoeien en kiezen." Dekker benadrukte daarnaast de noodzaak om te investeren in de Nederlandse economie, die „onder druk" staat. De Hoeksche Waard als uitloop van de Rotterdamse haven wil zij daarom niet opgeven.
Dat juist het Friese netwerk en Zwolle buiten de boot vallen komt doordat deze gebieden „onvoldoende zwaarte" hebben. Het gebied buiten de stedelijke netwerken valt tevens niet tussen wal en schip, omdat gekoppeld aan de nota de Agenda voor Vitaal Platteland is opgesteld. De maakbaarheid van de samenleving, waar de PvdA op hamert, is aan Dekker niet besteed. „Ik geloof in regie, maar absoluut niet in maakbaarheid."