Het verschil tussen afzetten en uit het ambt ontheffen
Wat is het verschil tussen het afzetten en het uit het ambt ontheffen van een predikant? Kerkrechtdeskundige dr. Leon van den Broeke legt het uit.
AANLEIDING: Woensdag werd bekend dat de voormalige predikant van de vrijgemaakt gereformeerde kerken in Zuidlaren, R. van Wijnen, op eigen verzoek uit het ambt is ontheven. Aan dit besluit ging een twee jaar durende procedure vooraf. Van Wijnen werd in 2016 door zijn kerkenraad wegens grensoverschrijdend gedrag op non-actief gezet en met toestemming van de classis uit het ambt ontheven.
De predikant ging in beroep en kreeg in 2017 gelijk: de maatregel had niet opgelegd mogen worden. Deskundigen menen dat de kerkenraad de predikant had moeten schorsen en eventueel, na toestemming van de classis, had moeten afzetten, wegens een grove openbare zonde.
OP NON-ACTIEF STELLEN: Als er in een (lokale) kerk een dringende noodzaak is, kan de kerkenraad besluiten een predikant geheel of gedeeltelijk op non-actief te stellen. Dat is geen verplichting, maar een zogeheten „kan-bepaling”.
Vaak getuigt het van wijsheid om een predikant op non-actief te stellen om te voorkomen dat een situatie escaleert. Het besluit heeft het karakter van een tijdelijke ordemaatregel. Het besluit behoeft de toestemming van de kerkenraad van een naburige kerk.
SCHORSEN EN AFZETTEN: Een kerkenraad schorst een predikant als hij „een openbare of in ander opzicht ernstige zonde begaat, zijn ambt verwaarloost of misbruikt, in strijd handelt met het bindingsformulier dan wel het ambtelijk vermaan hardnekkig verwerpt.” De kerkenraad van de naburige kerk geeft hier al dan niet toestemming voor.
Een schorsing is van tijdelijke aard. Na het verstrijken van de schorsingstermijn besluit de kerkenraad of op deze schorsing al dan niet afzetting moet volgen. Hiervoor is goedkeuring van de classis nodig.
LOSMAKEN: In de situatie waarin een predikant de gemeente niet langer met vrucht of met stichting kan dienen, besluit de kerkenraad de predikant los te maken. De predikant en de gemeente passen eenvoudigweg niet (langer) bij elkaar. Omdat dit grote gevolgen heeft voor predikant en gemeente, geldt hier niet dat toestemming nodig is van de naburige kerk maar goedkeuring van de classis.
UIT HET AMBT ONTHEFFEN: Als een predikant binnen een bepaalde termijn na zijn losmaking, bijvoorbeeld twee jaar, niet verbonden is aan een andere gemeente wordt hij ontheven uit zijn ambt. Als een predikant door ziekte of ongeval niet langer in staat is zijn ambt te uit te oefenen, maar wel andere gemeentearbeid kan verrichten, wordt hij eveneens ontheven.
Er is de mogelijkheid voor ontheffing in andere dan bovengenoemde gevallen, maar dan slechts „wegens gewichtige redenen.” In alle gevallen geldt dat de kerkenraad het besluit neemt tot ontheffing en dat de classis dit besluit al dan niet goedkeurt.
TUCHTWAARDIG GEDRAG OF NIET: Tucht gaat over leer en leven, en de uitoefening ervan is iets anders dan straffen. De bedoeling van tuchtrecht is niet per definitie het straffen van de zondaar, maar het uitzien naar berouw, het verlangen naar herstel van gebroken verhoudingen door de zondaar met de getroffene(n), de kerk en God.
ROL KERKENRAAD: De kerkenraad speelt een belangrijke rol als het gaat om op non-actief stellen, schorsen, afzetten, uit het ambt ontheffen en losmaken. Dat heeft ermee te maken dat naar gereformeerd kerkrecht een predikant verbonden is aan een plaatselijke kerk „of aan twee of meer kerken die daarvoor een samenwerking zijn aangegaan.” Maar de bevoegdheid van de kerkenraad is niet onbeperkt. De classis geeft al dan niet goedkeuring op het door de kerkenraad genomen besluit, hetzij in plenaire setting hetzij door de kerkenraad van de naburige kerk.