Hoelang blijft de Belgische geestelijke nog ambtenaar?
Belgen zijn kinderen van de Verlichting en achterkleinkinderen van het christendom. De Vlaamse liberaal Patrick Dewael ziet graag een geloofsbelijdenis van deze strekking in de grondwet belanden.
Kerk en staat verhouden zich in België een beetje inniger dan bij ons. Het land erkent weliswaar de scheiding van kerk en staat, maar tegelijkertijd krijgen pastoors, dominees, rabbijnen en imams hun salaris van de overheid. In de grondwet is de scheiding van kerk en staat bovendien niet expliciet verankerd.
Die situatie is de Vlaamse liberale fractievoorzitter Dewael al lange tijd een doorn in het oog. In 2016 begon hij daarom al eens een debat in het Belgische parlement over de vraag of er niet een preambule op de grondwet moet komen waarin de kernwaarden van de Belgische samenleving omschreven werden, waaronder die van de scheiding van kerk en staat. Door aanslagen in Brussel verzandde dat debat toen.
De kwestie ligt nu echter opnieuw op de parlementaire tafel. Dewael hoopt dat een preambule (islamitische) nieuwkomers in de samenleving direct duidelijk maakt wat de spelregels in België zijn en welke waarden er hoog worden gehouden. De huidige praktijk dat de overheid de zeven in België erkende godsdiensten financiert, helpt volgens Dewael ook niet om een helder beeld te scheppen.
Afschaffing van deze financiering ligt echter politiek gevoelig en daarom zet Dewael allereerst in op de formulering van een preambule waarin de „universele, seculiere, moraal” staat omschreven. Gevraagd naar de invulling daarvan zei hij zondag in televisieprogramma De Zevende Dag dat het onder meer gaat om het recht op zelfbeschikking, de gelijkheid van man en vrouw en de vrijheid van meningsuiting. Deze uitgangspunten staan boven de godsdienstige moraal en kaderen die in.
Met die specificering was het probleem van zijn voorstel direct aangegeven, want zijn opsomming is duidelijk niet vrij van eigen politieke voorkeuren. Eén van de andere gasten in de studio, de christendemocratische voorman Servais Verherstraeten, kon zich er dan ook maar ten dele in vinden. „U noemt het recht van zelfbeschikking”, zei hij. „Maar waarom niet het recht op leven?”
Verherstraeten betoogde bovendien dat het niet enkel om individuele rechten gaat, maar ook om solidariteit. Mede vanuit dat laatste beginsel is hij ook gekant tegen de afschaffing van de overheidsfinanciering van religies: die vervullen immers een belangrijke maatschappelijke rol.
Het maakt duidelijk dat de waarden die in een preambule moeten komen, niet zo vanzelfsprekend zijn als Dewael wel zou wensen. De vraag is bovendien hoe ze zich verhouden tot de vrijheid van godsdienst: mag een kerk straks bijvoorbeeld nog vinden dat alleen mannen geestelijke mogen zijn, zoals de rooms-katholieke kerk?
Tegelijk is er voor afschaffing van de overheidsfinanciering van religies wel iets te zeggen. Dat bleek bijvoorbeeld toen Verherstraeten als argument inbracht dat financiering ook nuttig kan zijn om een zekere controle te houden op de religies. Salafistische prediking kan zo bijvoorbeeld makkelijker worden geweerd. Maar daarmee staat het principe van de scheiding van kerk en staat op glad ijs.
Religies moeten zich bewegen binnen de lijnen van de rechtsstaat. En de staat moet in zijn hok blijven. Dat heet scheiding van kerk en staat.