Johannes Polyander, vredestichter in woelige tijden
Johannes Polyander werd in 1568 geboren en maakte bijna de hele Tachtigjarige Oorlog mee. Fel werd er gevochten om de vrijheid om God te dienen volgens Gods Woord. Toen Polyander geboren werd, was die vrijheid nog ver weg. Maar toen hij in 1646 stierf, zou de vrede twee jaar later in Münster bevestigd worden. Wie was deze man met zijn ietwat vreemde naam?
Het begon met de achternaam van Johannes’ vader. Die luidde Van den Kerckhove. Bij zijn inschrijving aan de Latijnse School in Gent wilde de rector hem een klassieke naam geven. Hij stelde voor om die uit het Grieks af te leiden en zo werd het Polyander, wat letterlijk ”begraafplaats” betekent.
Deze eerste Polyander, met de voornaam Jean, was toen nog rooms-katholiek en dat bleef ook zo toen hij Rome bezocht en daar studeerde. Maar toen hij samen met een vriend terugkeerde naar het noorden deden ze Zwitserland aan. Daar bezochten zij in 1562 Calvijn in Genève. Die ontmoeting werd het keerpunt in het leven van Jean Polyander en hij sloot zich vervolgens aan bij de Reformatie.
Na een korte studietijd in Genève trokken de beide vrienden naar Metz, waar ze op het kasteel Montoy hartelijk werden ontvangen. Jean kreeg er de functie van ”pasteur en particulier”, een soort privédominee voor de gereformeerde bewoners van het kasteel. Hij trouwde met Christina van Houten en op 28 maart 1568 werd in Metz hun eerste zoon geboren: Johannes Polyander.
In september van hetzelfde jaar vaardigde de Franse koning Karel IX een edict uit waarbij het de gereformeerden in Metz verboden werd door te gaan met hun erediensten. De predikanten moesten vertrekken, ze vluchtten enkele maanden later ’s nachts de stad uit. De familie Polyander trok naar Frankenthal in de Palts, waar vader Jean van 1569 tot 1571 een vluchtelingengemeente diende. Daarna nam hij het beroep van Emden aan, om daar als predikant van een Franssprekende gemeente te dienen. Dat deed hij tot zijn dood in 1598. Meteen in 1571 werd Jean Polyander al benoemd als scriba van de synode van Emden, de eerste algemene kerkvergadering van de Gereformeerde Kerken in en buiten Nederland. Hij kreeg daar de uit Eelde afkomstige ds. Menso Alting als collega, al werd deze in 1575 verbonden aan de Nederlandssprekende gemeente.
Polyander junior
Jeans zoon Johannes Polyander heeft vanaf de eerste jaren van zijn leven, als gevolg van de godsdienstoorlogen die in Europa werden gevoerd, veel te verduren gehad. De soms grillige ontwikkelingen van die tijd zullen thuis vaak onderwerp van gesprek zijn geweest.
Johannes’ gereformeerde ouders hebben hun oudste zoon vanuit Emden de beste opleiding willen geven om hem, net als zijn vader, als predikant te laten dienen. Daarom verbleef Johannes Polyander vanaf 1586 in Heidelberg, waar hij lessen volgde van onder anderen de gereformeerde theoloog Franciscus Junius. Vanaf 1589 was Johannes in Genève, waar de 70-jarige Theodorus Beza nog steeds doceerde aan de academie die hij in 1559 samen met Johannes Calvijn had opgericht. Deze academie van Genève had voor theologen in heel Europa een grote betekenis.
Is daarmee het theologisch denkkader van Polyander jr. duidelijk? Niet meteen. Het studeren in Genève is geen garantie voor een voluit gereformeerde visie op geloof en leven. Ook enkele (aankomende) remonstranten hadden hun theologisch onderricht genoten in Genève. Denk daarbij aan Jacobus Arminius en aan Johannes Uytenbogaert, de meest vooraanstaande theologen onder de latere remonstranten. Beiden studeerden ze ooit bij Theodorus Beza.
Dordrecht
Na zijn studietijd kwam Polyander in het vrije gedeelte van de Nederlanden aan. Hij werd predikant in Dordrecht bij de Waalse gemeente in de Wijnstraat. Die bestond uit Franssprekende leden die afkomstig waren uit de Zuidelijke Nederlanden en Frankrijk. Polyander diende de gemeente van 1591 tot 1611. Een jaar na zijn intrede trouwde hij met de weduwe Judith Nuyts uit Amsterdam.
Hij zette zich in voor degelijk onderwijs en kreeg van het stadsbestuur de aanstelling tot scholarch, wat inhield dat hij alle scholen in Dordrecht moest visiteren en inspecteren. Polyander maakte zich ook sterk voor de opening van het Collège Wallon in Leiden, een instelling waar men onder leiding van theoloog Daniël Colonius theologie kon studeren met het doel dienstbaar te zijn aan de Waalse kerken in de Nederlanden. Deze wetenschappelijke opleiding werd in 1609 opgericht en bleef tot 1699 zelfstandig. In deze jaren werd Polyander vaak afgevaardigd naar de Waalse synode, waar hij een vredelievende aanpak bij conflicten nastreefde.
Hoogleraar
In 1611 werd Polyander aan de universiteit van Leiden tot hoogleraar in de vacature-Gomarus benoemd. Men kan instemmen met Polyanderbiograaf dr. A. J. Lamping dat die benoeming voortkwam uit een negatieve selectie. Polyander werd pas gevraagd toen alle andere kandidaten waren afgevallen.
Dat had te maken met de kerkstrijd waarin remonstranten en contraremonstranten tegenover elkaar stonden. Leiden zocht een vredelievende theoloog. De stad zou een toonbeeld van tolerantie moeten zijn, terwijl de kerkstrijd in volle gang was. Die strijd zou pas in 1618-1619 beslecht worden tijdens de nationale synode van Dordrecht. Hoe stond Polyander in deze zo belangrijke zaak? Zijn inaugurele rede met de titel ”Over de waardigheid en de uitnemendheid van de theologie” was helder. Hij wilde rust brengen na de jarenlange strijd tussen Arminius en Gomarus.
Pamflet
Polyander stond in de jaren van de moeilijkheden rond Arminius, in Amsterdam en later in Leiden, enigszins aarzelend in de ”arminiaanse kwestie”. Dat bleek onder meer in de leer van de erfzonde, een van de geschilpunten tussen de remonstranten en de contraremonstranten. Hierover publiceerde Polyander een pamflet dat lange tijd anoniem bleef, maar wel een pennenstrijd ontketende met de remonstranten. Het was een poging om de kern van het omstreden thema zo helder mogelijk te krijgen en om er een brug mee te slaan naar de tegenpartij. Een hachelijke onderneming, maar toch het proberen waard.
Nu moet gezegd worden dat Arminius zijn idee over de erfzonde zó formuleerde dat men gemakkelijk de gedachte kon krijgen dat hij geheel in overeenstemming met de Bijbel en de belijdenis sprak.
Hij geloofde kennelijk dat de erfzonde werkelijk bestond, dus dat de mens de oorspronkelijke gerechtigheid had verloren. Maar hij meende daarbij te kunnen stellen dat de straf op de zonde van Adam en Eva niet gold voor de mensen na Adam en Eva. Zij hadden niet de zonde van hun eerste voorouders gepleegd en dus kon God hen daarvoor ook niet straffen. Wat een mens erft, ook al is het de blijvende geneigdheid tot zonde, kan niet als zodanig opnieuw worden bestraft. De mens heeft alleen „een oorzaak tot zonde” in zich, maar dat maakt hem niet schuldig en hij verdient daarvoor geen straf van God. Aldus luidde de arminiaanse opvatting over erfzonde in het kort.
Deze menselijke redenering was voor velen heel acceptabel. Het verhaal klonk logisch. En daar zat nu juist het probleem voor Polyander. Deze theoloog liet zich niet door de remonstranten inpakken. In de leer van de uitverkiezing, en alles wat daarmee samenhangt, stemde Polyander volledig in met de leer van Calvijn en Beza. Maar hij kon de remonstrantse opvatting best begrijpen. En begrip hebben was toch wel het minste wat een mens kon opbrengen, ook al was hij het er ten diepste niet mee eens.
Achtergrond
Tijdens de Dordtse synode heeft Polyander zich op de achtergrond gehouden. Een enkele keer gaf hij –net als de andere hoogleraren– een advies, bijvoorbeeld in de exegese van Bijbelteksten over de uitverkiezing. Op oudejaarsdag 1618, een maandag, hield hij een preek die hem typeerde over Jesaja 52:5: „Hoe lieflijk zijn op deze bergen de voeten desgenen die blijde tijding brengt, vrede verkondigt, het goede blijdelijk boodschapt, verkondigende zaligheid, zeggende tot Zion: uw God heerscht!”, aldus de weergave in de Nederlandstalige acta of handelingen van de synode. De preek vond plaats op een bijzonder moment, namelijk toen de wekenlange procedure tegen de remonstranten tot een afsluiting zou komen. Het zou nog twee weken duren voordat de remonstranten op maandag 14 januari 1619 de synode moesten verlaten.
Gezamenlijk project
Omdat de remonstranten een kerkelijke veroordeling hadden gekregen moest Polyanders Leidse collega Episcopius aftreden. Er werden drie nieuwe theologische hoogleraren benoemd: Antonius Walaeus, Antonius Thysius en Andreas Rivetus. Ze werkten met Polyander samen in een gezamenlijk project waarvan het resultaat een overzicht van de gereformeerde theologie in boekvorm was: de ”Synopsis purioris theologiae” (zie kader ”Synopsis”).
In 1626 schreef hetzelfde viertal geleerden een commentaar op de remonstrantse leerstellingen die in 1621 in de broederschap van de Remonstranten waren opgesteld. In 1630 deden de vier professoren iets vergelijkbaars met een nadere verklaring van hun bestrijding van de remonstrantse leer. Er was hun er veel aan gelegen om de invloed van de remonstrantse ideeën tegen te gaan en de band met de gereformeerde belijdenis te versterken.
Bekering
Of men Polyander tot de nadere reformatoren moet rekenen is twijfelachtig. Hij neigde wel tot bevindelijke kennis van de weg naar de zaligheid en riep ook op tot oprechte bekering. Maar daarin was hij geen systematicus, eerder een practicus. Hij streefde praktische vroomheid na: wetenschap en kennis dienden hand in hand te gaan met zuivere ”pietas”, ware vroomheid.
Het laatste geschrift van Polyanders hand was een in het Latijn geschreven tekst waarin hij opriep tot het staken van de strijd over de haardracht. Hij was van mening dat christenen elkaar, in een dergelijke zaak die men als ”middelmatig” zou moeten beschouwen, vrij dienden te laten. Waarom? Om de vrede te bewaren en geen geruzie te veroorzaken om bijkomstige dingen.
Hierin klinkt de levensstijl door die Polyander als pastor en wetenschapper gekenmerkt heeft: met elkaar samenleven in verzoeningsgezindheid.
Johannes Polyander overleed in Leiden op 4 februari 1646. Na het meemaken van zowel de Tachtigjarige Oorlog als de kerkstrijd rond de remonstranten stierf hij in de vrede van Christus.
Synopsis
In 1625 schreef Polyander samen met zijn drie collega’s het standaardwerk ”Synopsis purioris theologiae”. Het is een samenvatting van de gereformeerde theologie in 52 hoofdstukken. Feitelijk zijn het disputaties die professoren opstelden om door hun studenten te laten verdedigen. Iedere schrijver maakte een aantal hoofdstukken onder zijn eigen naam. Hierdoor kunnen we precies nagaan hoe deze gereformeerde theologen over bepaalde onderwerpen dachten. Zo ook Johannes Polyander. Kenmerkend voor hem is zijn bescheidenheid, ook in diepzinnige theologische vraagstukken. Hij wil niet volledig doorgronden, maar houdt het graag op erkenning en bewondering van het werk van God in het mensenleven. Gods eer staat bij Polyander op de eerste plaats. Kennis is nodig, maar het mag geen doel in zichzelf zijn. De ”Synopsis” sloeg goed aan: het werk werd in de 17e eeuw vier keer herdrukt. In 1881 waardeerde de gereformeerde dogmaticus dr. H. Bavinck het zo dat ook hij een herdruk liet verschijnen. Het is niet alleen een monument van grote historische waarde, het werk biedt ook een goed inzicht in de antwoorden op levensvragen die de mensheid voortdurend bezighouden.
Grond onzer zaligheid
Polyander gaf in 1630 het geschrift ”Grondt onser salicheyt” uit, naar aanleiding van Efeze 1 en 2. Daarin treffen we hem typerende gedachten aan: „In dese laetste tijden siet men dat sommige Leeraers toonen hare groote genegenheyt om te disputeren ende predicken van de diepsinnichste ende swaerste verborgentheden des Heeren, ende insonderheyt van de eeuwighe Verkiesinghe eeniger sondaers tot het eeuwighe leven, ende de verwerpinge eeniger godtlose menschen tot haere verdoemenisse: maer sy behooren sich te schicken nae ’t cleyn begrijp van ’t grootste deel der Christenheyt, ’t welck so hooch niet en can vliegen, ende volghens dien gemeynlick te predicken.”