Christocentrisch, ook in het pastoraat
Zestig jaar is hij predikant. Weinigen is dat voorrecht gegeven. Toch vermoedt ds. J. Koele dat het jubileum geruisloos voorbij zal gaan. „Ik ben er al meer dan twintig jaar uit. Ik heb gewerkt zolang het dag was, maar ik sta nu toch al heel lang aan de zijlijn”, zegt de emeritus predikant uit Nijkerk. „Jubileren is groot, maar groter vind ik het dat ik er, samen met mijn vrouw, nog mag zijn.”
Jacob Koele werd geboren op 27 augustus 1916 in het Gelderse Oldebroek. Vijf jaar later verhuisde het gezin naar Vorchten (aan de IJssel), waar vader Koele de gecombineerde functie van koster/onderwijzer kreeg.
Jacob Koele wist al heel jong dat hij dominee wilde worden. „Ik was acht jaar oud, toen ik dat al zeker wist. Sedertdien is dat nooit bestreden geworden.” Ondanks het feit dat de armoede van de jaren dertig en de dreigende oorlog in het verschiet het alledaagse leven zeer bemoeilijkten, wist Koele het toch zover te krijgen dat hij kon gaan studeren op het christelijk lyceum in Zwolle. Na Zwolle wilde hij naar de universiteit in Utrecht, maar het was inmiddels 1939 geworden. Koele werd opgeroepen om volk en vaderland te dienen. In Haarlem werd hij gedetacheerd. „Daar werden we een beetje beziggehouden, we moesten leren hoe een soldaat zich diende te gedragen.”
Toen hij eenmaal als student theologie in Utrecht stond ingeschreven, kon hij Haarlem de rug toekeren. „Dat had je toen nog: theologiestudenten werden prompt vrijgesteld van militaire dienst. Oorlog of geen oorlog.”
Kandidaat Koele kreeg in 1944 welgeteld één beroep, uit Genderen (Land van Heusden en Altena). „Het was oorlog en het was al een wonder dat een kandidaat een beroep kreeg. De meeste pastorieën waren in beslag genomen door de Duitsers. Dus er viel vaak niets te beroepen.”
In Genderen had een confessionele predikant gestaan, zegt ds. Koele. „Maar ze wilden nu wel weer eens een dominee zonder gezangen. En dat was ik. Ik heb ook nooit een gezang laten zingen, want ik was lid van de Gereformeerde Bond. Dan doe je dat dus niet.”
Ds. Koele diende Genderen drie jaar lang. In 1947 nam hij een beroep aan naar Dirksland. Daar stond hij gelijktijdig met ds. J. Vermaas. Er waren in Dirksland twee predikanten, maar er stond maar één pastorie. „En zo woonden broeder Vermaas en wij in hetzelfde huis. Hij boven, wij beneden. We sliepen zelfs op dezelfde etage, dus we kwamen elkaar ’s morgens vroeg nogal eens tegen. Dat ging verder heel goed.”
Nijkerk was de derde en laatste gemeente van ds. Koele. Hij diende hier bijna dertig jaar. In de Nijkerkse periode kreeg hij meer dan twintig beroepen. „Maar ik heb er steeds voor mogen bedanken. Met enkele beroepen had ik het wel eens moeilijk. Dan dacht ik: Moet ik weg? Mag ik gaan? Moet ik de mensen nu hier in de steek laten? Of word ik toch daadwerkelijk geroepen om die anderen de helpende hand toe te steken?”
Ds. Koele bleef in Nijkerk. „En ik heb daar altijd rust en vrede op ervaren. Het is Gods wil geweest dat ik bleef.”
In 1981 ging ds. Koele met emeritaat. Pastoraal werk deed hij daarna acht jaar lang in de wijk St.-Joriskerk te Amersfoort. Vervolgens diende hij op zondagavond een groep gereformeerde bonders in Leusden die met enige regelmaat eigen diensten belegden. In Nijkerkerveen verleende hij bijstand in het pastoraat en in Nijkerk deed hij enkele jaren pastoraal werk in rust- en verpleegtehuizen. „Zo kwamen 23 jaar emeritaat wel vol.”
Tot vorig jaar preekte hij nog. „Maar daarmee ben ik gestopt. Ik was er gewoon te zwak voor geworden.”
Hoe gaf ds. Koele vorm aan het begrip pastoraat? „Daar zit het woordje pastor, herder, in. Als predikant ben je allereerst geroepen om het Woord te brengen, en vervolgens om herderlijk met je mensen om te gaan, om ze als schapen te leiden, ze aan de hand te nemen, met als doel ze te brengen tot de plaats waar redding is, bij de Redder Zelf. Ook mijn pastoraat was christocentrisch, op Hem gericht, om aan te wijzen Wie Hij is, en wat de zondaar aan Hem heeft. In en door Hem ontvangen we vergeving, door Zijn verzoenend werk, en redding van het eeuwige verderf. Hij is als de Behouder uit de hemel gekomen naar deze lage aarde. Dus naar Hem moeten we heen met al onze gebreken en onze zonden. Als ik dát in de prediking hoor, dan ben ik verblijd.”
Met zorg beziet de emeritus predikant het leven van het opgroeiende geslacht. „Ik zie zo veel jongeren die innerlijk losraken van het kerkelijk leven, die misschien zondags nog wel in de kerk zitten, maar toch vervreemd raken van het Woord van God. Zulke jongelui raken het contact met de kerkgaande jeugd kwijt, en dat is nooit een goede ontwikkeling. Maar, erger is dat zulke jongeren, zodra ze de kerk verlaten hebben, geen enkel onderricht meer ontvangen uit het Woord. Zij onttrekken zich aan de weg die de Bijbel aanwijst, zij onttrekken zich aan Gods geboden, die altijd nog heilzaam zijn voor iedereen. Kerkverlaters willen niet leven tot Zijn eer, willen niet doen wat God van ons vraagt. Heel schrijnend is dat, als je iemand ziet die ervoor kiest om de weg van de duisternis in te slaan, als iemand de weg van het verloren gaan verkiest boven de wegen des Heeren.”
Deze wereld is straatarm, zegt ds. Koele. „De zogenaamde rijkdom en alle begeerlijkheden van deze wereld zijn volstrekt leeg. Soms wordt je als predikant je eigen onvermogen gewaar, om jongeren dat in te scherpen, maar dan bid je maar of de Heere ze nog op tijd grijpen wil. Ik zie dat predikanten er in deze tijd, veel meer dan vroeger, alles aan proberen te doen om in de prediking de jeugd te bereiken. Dat vind ik heel gelukkig. Vroeger zeiden de jongeren, na het Amen van de preek: „Ik heb er weer eens niks van begrepen.” Ik waardeer het erg dat daarvoor nu veel meer aandacht is, dat jongeren in de preek heel concreet worden aangesproken: Jongelui, dit gaat ook over jullie.”