„Kinderpsychiater moet oog hebben voor religie”
Beschermt religie jongeren tegen gedragsproblemen? Of loopt een kind door op te groeien in een religieus gezin juist eerder gezondheidsschade op? Een complexe vraag, blijkt uit een proefschrift dat dinsdag verschijnt.
Harde conclusies durft kinder- en jeugdpsychiater drs. Willeke van der Jagt-Jelsma nog niet te trekken. Wat ze wel voor haar rekening durft te nemen is de uitspraak dat kinder- en jeugdpsychiaters er verstandig aan doen na te gaan of en zo ja welke rol religie speelt bij gedragsproblemen van jongeren.
Blijkt een moeder passief religieus, in de zin dat ze wel lid is van een kerk maar zonder frequent de diensten te bezoeken, dan hangt veel af van de vraag hoe de vader qua religie in het leven staat. Is deze niet-religieus of actief religieus –in het onderzoek gedefinieerd als vaker dan eens per maand naar de kerk gaan– dan gedragen de kinderen van het paar zich iets angstiger of teruggetrokkener dan een doorsneekind, ontdekte Van der Jagt, werkzaam bij ggz-instelling Karakter. Dinsdag verdedigt ze haar proefschrift aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
Normafwijkend
Jongens omschrijven zichzelf als wat minder agressief en grensoverschrijdend wanneer ouders overeenstemming hebben over belangrijke aspecten van religie zoals kerkgang. „Ontbreekt die overeenstemming, dan vertonen ze wat vaker normafwijkend gedrag dan wanneer ouders qua religie wel op één lijn zitten.”
In een apart deelonderzoek onder 11- en 12-jarigen met psychische problemen bleek de religiositeit van de moeder een negatief effect te hebben: preadolescenten van een actief religieuze moeder vertonen wat vaker angstig of teruggetrokken gedrag dan kinderen van niet-religieuze moeders. Van der Jagt durft daar geen stellige conclusies aan te verbinden. „Het is denkbaar dat de gedragsproblemen voor een bepaalde tijd samenhangen met een innerlijke ontwikkeling op het gebied van religie van jongeren in die leeftijdsgroep. Los van de factor religie hadden de jongeren in dit onderzoek bovendien om allerhande redenen al met problemen te kampen. Dat kan het beeld vertekenen.”
Weer een ander deelonderzoek liet echter zien dat kinderen minder nare gebeurtenissen meemaken wanneer ze twee actief religieuze ouders hebben die beiden vaker dan eens per maand naar de kerk gaan. „Een verklaring kan zijn dat religieuze ouders wat beschermender zijn in de opvoeding”, licht Van der Jagt toe. Concrete behandeladviezen zullen er nog niet direct voortvloeien uit haar onderzoek, verwacht ze. „Het onderzoek laat zien dat religie een factor kan zijn in relatie tot het psychisch welzijn van kinderen. Zowel in positieve als in negatieve zin.”
Op voorhand ging ze ervan uit dat het effect van religie op het psychisch welzijn van jongeren positiever en krachtiger zou zijn, zegt de promovenda, in het verleden onder meer werkzaam bij de christelijke ggz-instelling Eleos. „Dat blijkt niet altijd zo.”
Secularisatie en stress
Van der Jagt pleit voor aanvullend onderzoek. „Er zijn op dit gebied de nodige Amerikaanse studies verschenen. De Nederlandse samenleving is echter duidelijk meer seculier dan de VS. Het kan dus zijn dat religieuze jongeren in Nederland zich sneller eenzaam voelen, waardoor er meer kans is op het ontwikkelen van gedragsproblemen. Aanvullend onderzoek zou hier meer helderheid over kunnen verschaffen.”