Kerkhistorie met een knipoog: Fijngevoelige collectant
In heel wat kerkelijke gemeenten vond begin januari de bevestiging van ambtsdragers plaats. Vaak gebeurt dit op de nieuwjaarsmorgen. Dan wordt het formulier gelezen, waarna er op de daarbij horende vraag een plechtig „ja” klinkt. Wat het diakenambt betreft wordt er gesproken over „vlijtig zijn in de verzameling der aalmoezen, voorzichtig en blijmoedig in het uitdelen daarvan”, en tevens „…om de aalmoezen niet te besteden dan waar het nodig is.”
Dat is niet eenvoudig. Ook een diaken kan niet in iemands portemonnee kijken. Zien ze op de huisbezoeken een traploper waarin de gaten vallen en staat er tevens een recente Mercedes voor de deur? De gestelde prioriteiten zijn per gezin onderscheiden. En ook de gemeente heeft een taak: weldoen aan alle mensen, maar inzonderheid aan de huisgenoten des geloofs. Dan kopen we niet bij een rooms-katholieke slager omdat deze nu net wat goedkoper is dan de slager uit de eigen gemeente. Is er een betrouwbare ondernemer lid van de gemeente die om klandizie verlegen is, dan dienen we deze man in te schakelen. Dat is óók een vorm van het geven aan de eerste van de twee of drie collectezakjes.
Jaren geleden wees een diaken me erop dat er „volgens de DKO” gecollecteerd wordt: eerst de diaconie, dan de kerk en ten slotte de overige doelen. Niet zonder betekenis gaat de D voorop.
Begin dit jaar ontving ik een brief van iemand die jaren terug een diaken meemaakte die nog elke zondag met de lange stok hengelde. Die man was zo fijngevoelig, aldus de briefschrijver, dat hij precies kon voelen of er een rijksdaalder, een gulden of een kwartje in de zak werd gestopt. Ik ben geneigd te denken dat die man onder het hengelen een optelsom maakte…
Auteur Henk de Jong schrijft in een van zijn boekjes over een ringpredikant die vanwege de inhoud van zijn prediking nauwelijks een paar banken gevuld zag. Het gebeurde na afloop van een dienst dat een diaken de opbrengst, een zeer schamel bedrag, noemde als een verkapt verwijt aan de prediker die nauwelijks publiek trok. De scherpe reactie van de dominee loog er niet om: „Mag ik vragen: zijn de gaven van de diakenen daar óók bij?”
Aan ds. Marinus Blok (1909-1961) werd in Rotterdam tijdens een ledenvergadering gevraagd waarom er drie zakjes waren in plaats van twee. De predikant had zijn woord meteen klaar: „Dat is voor mensen die bij het eerste en tweede zakje nog zitten te slapen en bij het derde zakje wakker worden!”
Een ander voorval uit Rotterdam betrof Koffie-Sientje. Zijn er nog oudere lezers die haar naam weten? Ze ging met koffie en thee langs de deuren, vandaar de bijnaam waaronder zij bekendstond. Deze alleenstaande vrouw trok jarenlang van de diaconie. Toen ze in 1955 overleed, ontruimden de diakenen haar huisje en ontfermden zich over de inboedel. De matras van haar bed was loodzwaar. Niet te til- len! Geen wonder; de broeders vonden er ongeveer 3000 (!) zilveren rijksdaalders in verstopt. Koffie-Sientje zat bepaald niet op zwart zaad, maar lag op zuiver zilver…