Schandaal in Haïti zet wereld hulpverlening op scherp
Berichtgeving over seksfeestjes met minderjarigen van Oxfam-stafleden in het rampgebied van Haïti in 2011 is nog maar het topje van de ijsberg, waarschuwen critici. Openheid is dringend gewenst.
Het communicatieteam van de ontwikkelingsorganisatie Oxfam is dezer dagen niet te benijden. Sinds de Britse krant The Times vorige week een ontluisterend beeld schetste van wilde feestjes met minderjarige prostituees in huizen van Oxfam-stafleden in Haïti, ligt de organisatie zwaar onder vuur. Woordvoerders en directieleden proberen met berouwvolle reacties en verklaringen te redden wat er te redden valt.
Net als na het openbaar komen van de misbruikschandalen in de Rooms-Katholieke Kerk voelen veel mensen zich ontgoocheld. Hulporganisaties doen net als kerken een beroep op het geweten, wat hoge verwachtingen schept over de interne moraal. Daarbij past zeker geen misbruik van uiterst kwetsbare mensen bij, zoals na een aardbeving. Bovendien lijkt het erop dat Oxfam net als de Rooms-Katholieke Kerk er alles aan heeft gedaan om de zaak binnenshuis te houden. De reden is duidelijk: het behoud van de donateurs.
De woede wordt nog eens aangewakkerd door de suggestie dat voor de feestjes donorgelden zijn gebruikt. Dat raakt ook de Nederlandse tak van Oxfam. De Britse afdeling was weliswaar hoofdverantwoordelijk voor de missie in Haïti na de aardbeving in 2011, maar ook Oxfam Novib droeg bij.
De toenmalige eindverantwoordelijke voor de missie in Haïti, een Belg, gaf donderdag in een open brief aan Vlaamse media aan dat het verhaal in The Times schromelijk overdreven is. Hij wil zichzelf niet vrijpleiten van schuld, maar van seksfeestjes zou volgens hem geen sprake zijn geweest. Het ging eerder om „gezellig samenzijn.” Wel gaf de man toe intiem te zijn geweest met een Haïtiaanse, maar hij dacht niet dat ze minderjarig was en zou haar ook geen geld hebben gegeven. Tegelijk schrijft hij overigens wel dat de dame in kwestie „een heel jonge moeder” had.
De onthullingen roepen echter hoe dan ook de vraag op in welke mate dit soort praktijken meer plaatsvinden onder hulpverleners in kwetsbare gebieden. Het is nog maar het topje van de ijsberg, waarschuwen sommige commentatoren.
Vaak wordt daarbij verwezen naar de Nederlandse journaliste Linda Polman, die in een boek over hulpverlening in oorlogsgebieden uit 2010 al schreef dat „hulpverleners die overdag voor kindsoldaten en oorlogswezen zorgen, ’s avonds uitrusten in de armen van kindprostituees.” Er was kortom niets om verbaasd over te zijn. Op sociale media reageerden ervaringsdeskundigen met soms keiharde oordelen over de wereld van de hulpverlening.
In enkele gevallen ging dat gepaard met kritiek op charitatieve instellingen als zodanig. Die is terecht in zoverre het de praktijk betreft om misbruikzaken onder het tapijt te vegen. Artsen zonder Grenzen koos donderdag voor de sprong naar voren door te melden dat er vorig jaar 19 stafleden op een totaal van 40.000 zijn ontslagen vanwege gevallen van seksueel misbruik.
Die openheid is natuurlijk te prijzen, temeer omdat duizenden hulpverleners geen enkele blaam treft. Openheid kan hun werk enkel ten goede komen. De huidige stroom van kritiek kan bovendien een te gemakkelijk excuus worden om de wereld voortaan maar de wereld te laten.