Felgekleurde hoofddoek? Donker is de norm
Moslima’s zijn beslist niet onwetend over hun geloof en bovendien allesbehalve volgzaam, zegt promovenda Sahar Noor (1983). In de „zustergroepen” die zij onderzocht, zag zij dat moslimvrouwen zelfstandig de islam bestuderen.
De Nijmeegse onderzoekster promoveerde donderdag aan de Radboud Universiteit op de invloed van zogeheten zustergroepen op de geloofsbeleving van moslimvrouwen in Nederland en Vlaanderen.
Moslimvrouwen geven zelfstandig vorm aan hun godsdienstige leven, zonder te breken met de traditie. Dat blijkt volgens Noor onder meer uit de situatie van een van de vrouwen die ze interviewde, de 65-jarige Dahlia. Ze werd in Nederland geboren, uit Indonesische ouders. Op haar verzoek liet haar vader een bevriende imam uit Saudi-Arabië overkomen om Koranles en Arabisch te geven. Later studeerde Dahlia aan een prestigieuze islamitische universiteit in Egypte. Ze trouwde met haar docent Arabisch en kwam daarna met haar man naar Nederland.
Lesgeven
Dahlia bleek een rolmodel voor moslimvrouwen die hun godsdienst serieus willen nemen. Eenmaal terug in haar geboorteland richtte ze zich, behalve op de zorg voor haar gezin, op lesgeven. Ze reisde het land door om vrouwen in zogenoemde zustergroepen islamitische principes bij te brengen, onder meer over hun rechten en plichten in huwelijk en echtscheiding. Later verbreedde ze haar werkterrein en ging ook aan mannen Arabisch doceren. Onwenselijk, oordeelden enkele religieuze leiders. Zij meenden dat hun autoriteit werd betwist. Uiteindelijk won Dahlia het vertrouwen van de imams door haar kennis van de islam.
Hoe ziet zo’n zustergroep eruit?
Promovenda Sahar Noor: „Het zijn bijeenkomsten waar vrouwen samenkomen die met elkaar nadenken over religieuze thema’s. Meestal heeft een vrouw de leiding. Het kan gaan over Mohammed of een van de andere profeten. Maar ook over de vraag hoe en wanneer je als vrouw moet vasten. Vaak bidden en eten de aanwezigen gezamenlijk.”
Welke religieuze bronnen hebben voor deze vrouwen autoriteit?
„Er is niet één gezaghebbende bron. Bij een bijeenkomst van zo’n zustergroep komt van alles voorbij, van strikte bronnen –Noor zegt bewust deze niet als salafistisch te willen aanduiden, BP– tot meer vrije. Dat alcohol en varkensvlees verboden zijn, betwist niemand van de aanwezigen bij zo’n zustergroep. Maar verder wordt er veel bediscussieerd.”
Noor volgde eens een workshop over hoe moslimvrouwen moeten omgaan met het dragen van hoofddoeken. „Een vrouw bracht daar in dat alleen een hoofddoek met donkere kleuren is toegestaan. „Waar heb je dat idee vandaan?” vroeg iemand. „Dat staat niet in de Koran. Ik vind een hoofddoek met felle kleuren juist leuk.” Een ander wierp tegen dat het niet gaat om leuk, maar om soberheid. Vervolgens ging daar de discussie over en werden bij dat standpunt bronnen en interpretaties gezocht.
Ik herinner me ook een meningsverschil over het buitenshuis werken. Sommige aanwezigen bij de zustergroep waar dat onderwerp aan de orde kwam, vonden dat niet gepast voor een moslimvrouw. Anderen wezen op de vrouwen van Mohammed. „Khadidja was een reizende zakenvrouw”, zei er een. En een ander: „Aïcha was heel geletterd en onderwees mannen en vrouwen in de islam. Dat kun je niet doen als je alleen maar thuis mag zitten.””
Hoe kijken religieuze leiders aan tegen deze vrouwengroepen?
„Vaak met argwaan. Ze vrezen dwalingen, zijn bang dat de vrouwen tot verkeerde inzichten komen. Maar er zijn ook uitzonderingen. Dahlia wist veel imams te overtuigen van haar kennis en kunde en geeft inmiddels lezingen in moskeeën.”
Is het een kwestie van tijd voordat vrouwelijke imams gemeengoed zijn?
„Nee. De vrouwen die de zustergroepen leiden hebben geen ambitie om imam te worden. Het zijn min of meer onzichtbare predikers die niet de behoefte hebben om zich te profileren. Ze doen hun werk voor Allah en de moslimgemeenschap.”