Verkeerde begeerte
Psalm 4:2a
„Als ik roep, verhoor mij, o God mijner gerechtigheid. In benauwdheid hebt Gij mij ruimte gemaakt.”
Velen die vrolijk van elke dag genieten hebben de meest onpassende voorliefdes waarmee ze hun ziel afmatten, namelijk voor rijkdom, voor het lichaam en voor andere soortgelijke zaken. Maar wanneer ze plotseling in de verdrukking komen, worden ze van al die dingen bevrijd en komen ze in de ruimte. En zoals degenen die hevige koortsen hebben, zolang ze genieten van de ongepaste begeerten (bijvoorbeeld van een overdadige tafel en ongemengde wijn en al dat soort zaken) zichzelf alleen maar meer in het nauw brengen en pas als zij sterk willen zijn –nadat ze zichzelf hebben aangepakt– gaan genieten van de verademing en na de verstikkende warmte achter zich te hebben gelaten, de rest van hun tijd van een stralende gezondheid gaan genieten, zo past dit beeld ook bij de genoemde zaken. Want niets pleegt zo’n ontspanning te bewerken als de verdrukking die onze aandacht van alle dagelijkse dingen afleidt. Hoe denkt u dat de Joden geweest zijn in de verdrukking en hoe in voorspoed? Is de uitspraak „Maak ons goden die voor ons uittrekken; want die Mozes die ons uit Egypte heeft geleid, daarvan weten we niet wat hem overkomen is”, niet typisch een uitspraak van een ziel die koorts heeft, die bezeten is van smart en geslingerd wordt (Exodus 32:1)? Dat zijn geen woorden van een ziel die hunkert naar wijsheid.
Johannes Chrysostomus, priester te Antiochië
(”Homiliën”, circa 390)