Berlusconi beschuldigt oppositie van fraude
De Italiaanse premier Silvio Berlusconi is de stevige stembusnederlaag van tien dagen geleden nog niet te boven. In een wanhopige poging het verlies te verklaren beschuldigt hij nu zijn politieke tegenstanders van stembusfraude.
De Italiaanse premier zorgt geregeld voor uitspraken die in binnen- en buitenland de wenkbrauwen doen fronsen. Bekend is zijn uitspraak kort na 11 september 2001 dat het Westen ten opzichte van de islamitische wereld een superieure maatschappij is. Waar of niet waar, de uitspraak kwam zeer ongelegen. Een woordenwisseling vorig jaar in het Europees Parlement tussen Silvio Berlusconi en de Duitse europarlementariër Martin Schulz is inmiddels historisch te noemen. De Duitser zette vraagtekens bij Berlusconi’s nimmer eindigende juridische problemen. Berlusconi vergeleek hem vervolgens met de commandant van een concentratiekamp.
Dit valt echter in het niet bij wat Berlusconi maandag verklaarde over het verloop van de Europese verkiezingen in zijn land: „Het is onwaardig wat er in de stemkantoren is gebeurd. Onze stembiljetten werden ongeldig gemaakt en toegeschreven aan die van hen.” Met hen worden zijn politieke tegenstanders bedoeld, die hij „niet-liberaal” en „autoritair” noemt. De stembusfraude zou zijn gepleegd door „een leger” van beroepsmensen van centrumlinks en zou in het nadeel zijn van „beginnelingen van onze zijde” die „erin werden geluisd.”
„Ik weet niet of je hierom moet lachen of huilen,” reageerde Dario Franceschini van de gematigd linkse partij Margherita. „De premier heeft de plicht om verkiezingsbedrog te onderbouwen, anders is dit niet meer dan een tragikomedie.” Een andere gematigde politicus zag er iets nieuws in: „Elders in de wereld beschuldigt de oppositie de regering van verkiezingsfraude, hier gebeurt het tegenovergestelde.” Stembusfraude is meer iets voor een dictatoriaal land dan een democratie als Italië, en Berlusconi’s beschuldiging kan dan ook nauwelijks serieus worden genomen.
Fraude is het laatste excuus dat Berlusconi heeft om de stembusnederlaag bij de Europese verkiezingen van tien dagen geleden te verklaren. Forza Italia haalde toen 21 procent van de stemmen, 4 procent minder dan bij de Europese verkiezingen van 1999 en 8,5 procent minder dan bij de landelijke verkiezingen van 2001. Ten opzichte van drie jaar geleden verloor Berlusconi’s partij maar liefst 4 miljoen stemmen. Die stemmen gingen opmerkelijk genoeg niet zozeer naar centrumlinkse partijen, maar vooral naar Berlusconi’s drie coalitiegenoten.
De twee kleinste partijen, de christen-democraten (1,5 procent winst) en de populistische Lega Nord (plus 1 procent), deden het goed. De van oorsprong fascistische partij Alleanza Nazionale (AN) bleef stabiel, wat een goede prestatie te noemen is omdat een paar maanden eerder het AN-kamerlid Alessandra Mussolini uit de partij stapte en voor zichzelf begon.
Kort na de stembusuitslag vormden eerst Berlusconi’s coalitiepartners de kop van Jut. Die zouden dankzij een wet die voorziet in gelijke media-aandacht voor alle politieke partijen relatief te veel ruimte hebben gekregen. Daarna wees Berlusconi met de beschuldigende vinger naar de media, die voor het merendeel tegen hem zouden zijn. Hij beschuldigde ze van een „verbale burgeroorlog.” Het is zeker zo dat een groot deel van de schrijvende pers de premier nooit met rust laat, maar het is ook waar dat op tv Berlusconi ongemoeid wordt gelaten. De minister-president is eigenaar van drie van de zeven nationale zenders. De drie netten van de publieke omroep staan grotendeels onder controle van de regering. Blijft over één onafhankelijk netwerk, dat echter nauwelijks kijkers trekt.
Berlusconi doet er alles aan om zich de verkiezingsuitslag vooral niet sterk aan te trekken, omdat hij zo hoopt de consequenties niet te hoeven te dragen. De gevolgen zijn waarschijnlijk dat hij de christen-democratische partij en Alleanza Nazionale meer zeggenschap moet geven in de regering door hun extra ministerposten toe te kennen. Het wil er bij de premier niet in dat hijzelf gefaald heeft. Feit is dat hij twee weken geleden voorspelde tenminste 25 procent van de stemmen binnen te halen. Bovendien was hij lijsttrekker in alle kiesdistricten.
Volgens het opinieblad L’Espresso -bepaald geen vriend van Berlusconi- heeft Italië genoeg van de premier. „Berlusconi beseft niet dat zijn alomtegenwoordigheid in de media vervelend wordt.” Kort voor de verkiezingen kregen de meeste Italiaanse huishoudens een omvangrijke brochure thuis gestuurd met de „successen” van de regering-Berlusconi, terwijl de economische situatie van een gemiddeld huishouden de laatste drie jaar eerder achteruit dan vooruit is gegaan. Een paar dagen voor de verkiezingen kregen alle bezitters van een mobiele telefoon een tekstbericht waarin ze ertoe werden opgeroepen te gaan stemmen. Hoewel het geen stemadvies betrof, liet de bedoeling van de afzender -het kantoor van de minister-president- weinig te raden over. „Veel Italianen werden ’s nachts door gepiep van hun telefoon gewekt en verwensten degene die hun dit had aangedaan.”
Voor Berlusconi is de ellende nog niet voorbij. Komend weekend gaan honderdduizenden Italianen in een paar grote steden en belangrijke provincies opnieuw naar de stembus om in de tweede ronde te stemmen voor hun gemeente- of provinciebestuur. Bij die 4 miljoen verloren stemmen zullen er zeker nog heel wat bijkomen.