„Beleid biotechnologie opnieuw bekijken”
DRIEBERGEN - Internationale ontwikkelingen op het gebied van biotechnologie bij dieren dwingen Nederland ertoe zijn beleid op dat terrein opnieuw te doordenken, stelt de commissie biotechnologie bij dieren (CBD) in haar recent verschenen jaarverslag 2003. Commissievoorzitter prof. dr. E. Schroten: „We kunnen onze kop niet in het zand steken.”plattekst rafelen (u20,1,0(De vlees-vetverhouding bij varkens veranderen, vliegvrije schapen maken, of, nog gekker, uitgestorven diersoorten weer tot leven wekken. Met deze dingen wordt al geëxperimenteerd in de biotechnologie. Tot op heden vooral in het buitenland, want in Nederland mag het niet.
In de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren van 1992 liet het toenmalige kabinet vastleggen dat genetische modificatie bij dieren verboden is, tenzij er een „substantieel” doel mee wordt gediend. Het is dus niet toegestaan, behalve als het bijvoorbeeld gaat om onderzoek naar ernstige ziekten waarvoor geen reële alternatieven zijn en waarbij de integriteit van dieren niet onaanvaardbaar wordt aangetast.
Diverse onderzoeksgroepen zijn actief op dit terrein. Voor zij iets nieuws mogen uitproberen, moeten ze daarvoor eerst een vergunning krijgen. De CBD beoordeelt die vergunningaanvragen en adviseert de minister van Landbouw of er toestemming kan worden verleend of niet. De aanvragen die bij de commissie binnenkomen, vallen allemaal op het biomedische terrein. Niemand heeft nog een aanvraag gedaan om bijvoorbeeld huisdieren genetisch te veranderen. Daarvoor krijgt de aanvrager in Nederland ook geen toestemming, denkt commissievoorzitter Schroten, omdat zoiets geen substantieel doel dient.
Dat wil niet zeggen dat zulke ontwikkelingen Nederland voorbij gaan, stelt Schroten. Het land maakt deel uit van de EU en die kent een vrij verkeer van goederen. Als er in een andere EU-lidstaat een dier genetisch wordt gemodificeerd, kan Nederland zo’n maaksel maar heel moeilijk van zijn markt weren, waarschuwt de commissievoorzitter. Het is misschien wel mogelijk, maar dan moet iedere keer in Brussel worden aangeven welke morele gronden ons ervan weerhouden die dieren hier toe te laten. Terwijl het een kwestie van tijd is voordat iemand genetisch gemodificeerde dieren gaat importeren.
Daarbij komt dat wetenschappers klagen dat Nederland steeds verder gaat achterlopen op het gebied van de biotechnologie, omdat hier zo weinig mag. Tegelijkertijd wil het kabinet van ons land juist een kennisland maken „en dan kun je niet om gentechnologie heen”, zegt Schroten.
Deze ontwikkelingen „dwingen ons om onszelf een spiegel voor te houden of wij wel aan ons strenge beleid willen en kunnen vasthouden. We worden vroeg of laat geconfronteerd met de vraag: wat doen we nu? Daar kun je maar beter op tijd over nadenken.”
Hij staat vierkant achter het Nederlandse beleid en hij sluit niet uit dat ons land eraan blijft vasthouden. De politiek is niet van zins het beleid helemaal om te gooien, denkt de emeritus hoogleraar christelijke ethiek.
Schroten ziet desondanks mogelijkheden om het beleid te verruimen. In Nederland wordt bijvoorbeeld onderzoek gedaan naar heel kleine wormpjes. Zoiets hoeft van hem niet iedere keer te worden beoordeeld in een langdurige procedure, maar kan worden gecontroleerd door monitoring.
De ethicus gaat nog een stapje verder. „Bepaalde vormen van biotechnologie bij dieren voor bijvoorbeeld medische doeleinden moeten we misschien gaan toelaten”, vindt hij. Schroten is niet bang dat dan het hek van de dam is. „Dat gebeurt bij ict ook niet. Daar stel je bijvoorbeeld grenzen om de privacy van mensen te beschermen.”
Of genetische modificatie moet worden toegestaan, hangt van het doel af, vindt hij. „Een medisch doel kan een belangrijke reden zijn om het bij dieren toe te staan.” Bij mensen ligt het gevoeliger. „Ik sta buitengewoon argwanend tegenover genetische modificatie van mensen, omdat het nog onveilig is”, zegt Schroten. Zodra het veilig is en je ziektes kunt wegwerken met gentherapie, wordt het een ander verhaal. „Dan mag het van mij wel. Het zou een zegen voor de mensheid zijn.”
Als de technologie maar voor een goed doel wordt ingezet, dus om mensen beter te maken, zou je mogen ingrijpen in de genetische structuur van mensen, gaat de ethicus verder. Dat goede doel voor ogen hebben, is, naast het hebben van principes, belangrijk, betoogt hij. Dat gebeurt in de Bijbel immers ook. „In Deuteronomium staat dat je je aan Gods geboden moet houden, opdat het u welga in het land dat de Heere uw God u zal geven.”
Christenen mogen openstaan voor nieuwe technieken, vindt theoloog Schroten. „Augustinus zei dat je mag gebruiken wat de schepping biedt. Calvijn breidt dat uit. Je mag het niet alleen gebruiken, maar je mag er ook van genieten.” We mogen God dankbaar zijn voor wat de schepping ons biedt, vult Schroten aan.
Hij merkt dat het brede publiek steeds meer went aan gentechnologie. Ook christenen doen dat, al gaat het bij hen langzamer. „Maar als er via genetische modificatie bijvoorbeeld een fantastisch medicijn zou worden gevonden tegen een bepaalde vorm van kanker, zou dat een enorme duw kunnen geven aan de acceptatie.”