„Huiszwaluwen kwijtgeraakt zonder dat we het door hadden”
Het gaat niet goed met de huiszwaluw. Daarom is 2018 door vogelorganisaties gedoopt tot Jaar van de Huiszwaluw. Prof. Theunis Piersma doet onderzoek naar dit fraaie vogeltje en schreef een boek over de huiszwaluwen in zijn dorp aan de Friese IJsselmeerkust.
De huiszwaluwnesten onder de daklijst van het voormalige schoolgebouw in Gaast zijn in deze tijd van het jaar verlaten; aan de oostgevel beginnen ze onder invloed van weer en wind al af te brokkelen. Eronder hangt een rij kunstnesten, maar die worden slechts zelden gebruikt, vertelt Piersma; klei is hier niet de beperkende factor. De hoogleraar zoekt de verklaring voor de achteruitgang van de zwaluwen ergens anders.
Piersma, die werkt voor het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek aan Zee en voor de Rijksuniversiteit Groningen, groeide op in een Fries dorpje maar woonde voor zijn werk jarenlang op Texel. In de jaren negentig verwierf hij naamsbekendheid tijdens de zogenoemde kokkeloorlog, die resulteerde in een verbod op mechanische schelpdiervisserij in de Waddenzee en de terugkeer van de kanoetstrandlopers. Een Siberische ondersoort daarvan is naar hem vernoemd.
Kolonie
In 2001 zagen Piersma en zijn vrouw, toen ze bij Gaast naar weidevogels gingen kijken, onder de daklijst van het voormalige plaatselijke schooltje een grote kolonie huiszwaluwen. Het gebouw stond te koop en de eigenaar verwijderde de zwaluwnesten om het verkoopbaarder te maken. Piersma kocht het pand en langzaam keerden de zwaluwen terug.
Binnen in het voormalige schoolgebouw springen de ruime hal annex bibliotheek in het oog. Zoals ook uit de boekenverzameling blijkt, vormt het onderzoek naar de trek van wadvogels nog steeds het hoofddeel van Piersma’s werkzaamheden. Tijdens het gesprek wordt er een pakje uit Amerika bezorgd: vijf van de allernieuwste satellietzenders, voorzien van een zonnecel en slechts 2 gram wegend. Net op tijd voor de reis naar Mauritanië, waar de eerste kanoeten er eentje op hun rug zullen krijgen om hun trekroute in kaart te brengen.
Waarom ging u onderzoek doen naar huiszwaluwen?
„Eigenlijk ben ik geïnteresseerd in alles van de natuur. Dat gaat na werktijd gewoon door. Ik heb het privilege onder een zwaluwenkolonie te wonen. Dan ga ik automatisch vragen stellen. Mijn werk is inspannend en ’s zaterdags kan ik vanuit mijn tuinstoel ontspannen de zwaluwen observeren.
Ook kwamen dorpsgenoten met vragen. De huiszwaluw blijkt een algemene vogel waar we nog weinig van weten. Ik zou ze niet meer willen missen; dat geldt zelfs voor de geur van hun stront.”
Waar overwinteren huiszwaluwen?
„Vroeger werd vaak gedacht dat zwaluwen in de modder overwinteren. Pas in de achttiende en de negentiende eeuw werden er ontdekkingen gedaan waaruit bleek dat dat niet waar kon zijn. In de twintigste eeuw zijn er miljoenen huiszwaluwen geringd, en daarvan zijn er slechts 21 teruggevonden in Afrika, meest in het savannegebied. Een zender is te zwaar voor de slechts 18 gram wegende huiszwaluw.
Door ingewikkeld onderzoek kwamen we er uiteindelijk achter dat ze boven de regenwouden overwinteren. Daarna keren onze huiszwaluwen terug naar Gaast. Binnen die kolonie zijn ze niet trouw aan hun nest en niet aan hun partner.”
Hoe gaat het met de huiszwaluwen?
„Hier in Gaast zijn we van 200 broedparen in 2001 teruggegaan naar zo’n 100. In de statistieken van Sovon sinds de jaren tachtig is het niet te zien, maar een telling rond 1968 leverde meer dan 300.000 broedparen op; nu zitten we onder de 100.000.
En hoeveel waren er vóór 1968?
We weten het niet, maar ik vermoed van nog veel meer. Een landarbeider in de Engelse provincie Suffolk zei in 1960 dat rond 1940 elk huis nog zijn huiszwaluwen had. Nu is het er misschien eentje per 100.000 huizen. Mijn conclusie is: de huiszwaluw is nét niet uitgestorven; we zijn misschien wel 99 procent kwijtgeraakt zonder dat het ons opviel.”
Hoe is dat mogelijk?
„Bij ons broedt slechts 20 tot 40 procent van de huiszwaluwen twee keer, terwijl het 100 procent zou moeten zijn om de populatie op peil te houden. Ook trekken ze steeds vroeger weg. Het kan bijna niet anders dan dat het te maken heeft met voedselgebrek, en dat hangt samen met de ontwikkelingen in de landbouw.
Na de Hongerwinter zei men: „Nooit meer honger.” Men zag echter niet in dat niet de gewasopbrengst maar de voedselverdeling de schuldige was. De productie werd opgedreven, ten koste van de bodem. Nu liggen de akkers en weilanden aan een mestinfuus en het is de vraag of Nederland nog in staat is zichzelf te voeden als de import zou wegvallen.
Een ongezonde bodem heeft insecten, waar de zwaluwen van afhankelijk zijn, weinig te bieden. Uit vergelijking van onderzoeken en oude herinneringen blijkt dat we bijna al onze insecten kwijt zijn. Het is de hoogste tijd dat het tij gekeerd wordt.”
Sweltsjes fan Gaast
In 2014 publiceerde prof. dr. Theunis Piersma zijn eerste boek in zijn Friese memmetaal. Dit werd in het Nederlands en het Engels vertaald. Onlangs kwam er een Nederlandstalige herziening uit. Komend voorjaar wil Piersma weer een Friese herziening schrijven.
In dit toegankelijke boekje beschrijft hij naast zijn onderzoek allerlei weetjes over de ”sweltsjes” (zwaluwtjes). Zo ziet hij overeenkomsten in kleur en gedrag tussen huiszwaluwen en orka’s, vertelt hij hoe ze belaagd worden door boomvalken, waarom ze een voorkeur hebben voor witte veertjes als nestbekleding en dat ze tijdens het voeren van hun jongen net zo hard werken als wielrenners tijdens de Tour de France. Een raadsel blijft waar ze slapen: misschien net als gierzwaluwen hoog in de lucht?
Jaar van de Huiszwaluw
Vogelbescherming Nederland en Sovon Vogelonderzoek zetten jaarlijks een vogelsoort in de schijnwerpers die het moeilijk heeft en waarnaar extra onderzoek moet worden gedaan. Nu dus de huiszwaluw. „Het is ook een charme-offensief”, zegt Lars Soerink van de Vogelbescherming. „Je mag er trots op zijn als je nog huiszwaluwen aan je huis hebt. De boerenzwaluw legt grotere afstanden af en is daardoor minder kwetsbaar.
De huiszwaluw is sterk afhankelijk van het landschap en heeft te lijden onder de vernetting van het platteland. De boerenerven worden steeds grootschaliger, terwijl de huiszwaluw het juist moet hebben van kleine erfjes met een paar dieren.
Tegelijkertijd is de huiszwaluw slechts een van de insectenetende vogels van het platteland, die het allemaal moeilijk hebben, zoals gele kwikstaart, veldleeuwerik en patrijs. De vraag is dus: hoe krijgen we op het platteland de menselijke maat terug? Stilte is leuk, maar een stilte zonder vogels is een kille leegte.”