Minder vogels in de tuin? De tuinvogeltelling moet het uitwijzen
„We missen al een tijdje vogels in onze tuin”, schreef een lezer uit Geldermalsen. „De merel heeft bij ons het rijk alleen.” Bij het kantoor van Vogelbescherming Nederland laten zich daarentegen diverse vogelsoorten horen.
De winterzon staat laag aan de hemel. De middag is al een eind gevorderd en het zonlicht komt niet meer boven de huizen uit. Ook in de tuin bij het kantoor van Vogelbescherming Nederland in Zeist bereiken de zonnestralen de grond niet.
Toch zijn de vogels met dit zonnige weer actiever dan tijdens het sombere regenweer van de afgelopen dagen. In de bomen laten een kool- en een pimpelmees zich horen en een merelmannetje alarmeert de omgeving als onderzoeker Lars Soerink een kijkje komt nemen in de kleine, maar fraai aangelegde tuin.
„We hebben geprobeerd zo veel mogelijk variatie aan te brengen en dat is aardig gelukt”, vertelt de medewerker van Vogelbescherming Nederland. „Vanuit de winkel heb je mooi zicht op de tuin. Zo kan het gebeuren dat iemand een verrekijker probeert en roept: „Dit is een goede kijker, ik zie er een appelvink mee!” Mijn collega in de kamer op de hoek ziet regelmatig hoe een sperwer een koolmees komt halen.”
Beukennootjes
Soerink merkt nog niet dat er deze winter minder vogels in de Zeister kantoortuin komen dan anders. Wel krijgt Vogelbescherming Nederland regelmatig berichten van mensen die bijna geen mezen in hun tuin zien. Een verklaring zou volgens de onderzoeker kunnen zijn dat er dit jaar de nodige beukennootjes zijn, waardoor mezen en vooral vinken in de bossen genoeg voedsel vinden. Daarnaast zijn er door het koude voorjaar weinig mezenjongen uitgevlogen.
Soerink is daarom erg benieuwd wat de jaarlijkse tuinvogeltelling eind januari (zie ”De tuinvogeltelling”) gaat opleveren. „Daardoor krijgen we een beeld van hoe het er in heel Nederland voor staat. Natuurlijk hangt het resultaat van de telling sterk van het weer af. Ik durf te voorspellen dat de tuinen weer vol vogels zitten als het echt gaat winteren.”
Bijna verdwenen
De vogelonderzoeker is vooral nieuwsgierig naar de hoeveelheid merels. Het usutuvirus heeft het afgelopen jaar namelijk flink huisgehouden onder merels in Nederland. „In de grensprovincies lijken ze bijna verdwenen. Maar doordat het zo’n gewone vogel is, valt het soms lange tijd niet op dat hij er niet meer is. Zelfs van collega’s hoor ik soms dat ze pas na weken merken dat de merels weg zijn.”
Daarom is het van des te meer belang om de uitkomsten van de tuinvogeltelling te vergelijken met die van de voorgaande jaren. Overigens weet Soerink vanuit andere landen dat merels die de ziekte overleven immuun zijn voor het virus. „Zolang er geen nieuwe variant opduikt. Het kan ook gebeuren dat zieke merels die het tot nu toe hebben gered met koud weer alsnog bezwijken.”
Invasie
De onderzoeker heeft ook goed nieuws. „Deze winter vond er een invasie van grote barmsijzen en grote kruisbekken plaats. Misschien omdat de fijnsparren in Scandinavië minder zaad hebben gezet. In elk geval weet ik van iemand uit Zweden dat daar al heel vroeg veel sneeuw is gevallen.”
Soerink verwacht dat er de komende tijd ook pestvogels in Nederland te zien zullen zijn, want zij volgen vaak andere invasiegasten uit het noorden. Of mensen barmsijzen kunnen spotten, is maar de vraag. „Het kan zijn dat ze morgen doorreizen naar de Ardennen of dat ze volgende week al terugvliegen naar Zweden als het nog zachter wordt. Vogels zijn onvoorspelbaar. Dat maakt ze zo boeiend.”
Tuinvogeltelling
Voor de vijftiende keer organiseert Vogelbescherming Nederland de landelijke tuinvogeltelling, dit jaar op zaterdag 27 en zondag 28 januari. Doel is de verspreiding van wintervogels en hun aantalsontwikkeling door de jaren heen in kaart te brengen. Iedereen kan meedoen, zelfs wie alleen een balkon heeft. Op vogelbescherming.nl/nationale-tuinvogeltelling is een telformulier te vinden, evenals uitleg en herkenningshulp.
Vogelonderzoeker Lars Soerink benadrukt dat elke telling waardevol is, zelfs als er tijdens het telhalfuur niets te zien was. „Zo’n telling is een steekproef. Aantalswisselingen en herkenningsfoutjes blijken zich uit te middelen door het grote aantal tellers. Onder aan het telformulier is er ruimte voor opmerkingen.”
Een tuin is risicovoller doordat er vaak katten lopen, vervolgt Soerink. „Anderzijds is het in een stadstuin een paar graden warmer dan in het buitengebied. Dit bespaart vogels energie voor het op peil houden van hun lichaamstemperatuur. Ook bijvoeren maakt tuinen aantrekkelijk voor ze.”
Soms zien mensen bijzondere dingen. „Zo ontdekte iemand tijdens een halfuur intensief vogels kijken een ransuil in een hoge boom doordat er eksters omheen zaten te schreeuwen. Een ander had een boommarter in de tuin.”
Vorig jaar werden er veel goudvinken en kruisbekken gespot, weet Soerink. Er kwamen toen zo’n 35.000 tellingen binnen. „Dat aantal loopt nog elk jaar op. Hoe meer tellingen, hoe meer inzicht in de vogelstand en hoe beter vogels kunnen worden beschermd.”
vogelbescherming.nl/nationale-tuinvogeltelling