Robots als mensen: de nieuwe torenbouw van Babel
Robots die ouderen verzorgen. Dat is hét schrikbeeld van velen, nu de mogelijkheden van ondersteuning van mensen door machines groter zijn dan ooit. „Een stap te ver”, oordeelt techniekfilosoof prof. dr. Marc de Vries. „Robots kunnen geen liefde geven. Maar in een materialistische visie is er geen wezenlijk verschil tussen mens en robot.”
Een gepensioneerd fysiotherapeut schokte enkele jaren geleden veel mensen toen hij op internet een filmpje plaatste waarin te zien was dat ouderen door een autowasstraat werden getrokken. Er kwam een busje vol bejaarde mensen aanrijden. Ze werden in rolstoelen achter elkaar geplaatst en kregen een plastic waskapje op hun hoofd. Vervolgens gingen ze de auto’s achterna.
De maker kreeg talloze reacties van boze en geschokte mensen. De beelden troffen wel hun doel, want er werd volop gediscussieerd over de bezuinigen op de zorg voor kwetsbare ouderen en het gebruik van machines om het personeelstekort in de zorg op te lossen.
Het filmpje is natuurlijk een absurde vertekening van de werkelijkheid, maar het oplopend tekort aan personeel in de ouderenzorg heeft wel een zoektocht op gang gebracht. Tijdens een recente bijeenkomst over robotisering werd het idee geopperd om het wassen van ouderen binnen de zorgcomplexen te robotiseren omdat „ouderen dat zelf ook prettiger zouden vinden in verband met de privacy.”
Robots worden ook steeds meer menselijke eigenschappen toegedicht. Enkele weken geleden gingen beelden van een bijeenkomst in Saudi-Arabië de hele wereld over. Een robot met het uiterlijk van een jonge vrouw berispte voor de microfoon Elon Musk, de hoogste baas van Tesla, fabrikant van elektrische auto’s. Hij had namelijk gewaarschuwd voor de komst van steeds slimmere robots. Die zullen het volgens Musk op termijn voor het zeggen krijgen. De „pop vol software” in Saudi-Arabië kreeg van de sjeiks ook een heus paspoort. De aanval op Musk was uiteraard geprogrammeerd, maar toch…
Verzameling software
„Het verraderlijke is dat ontwikkelaars en wetenschappers er zelf in gaan geloven dat ze robots op termijn kunnen vervolmaken”, zegt professor Marc de Vries, hoogleraar christelijke filosofie en hoogleraar didactiek van de bètavakken aan de Technische Universiteit van Delft. Hij wijst op een recent verschenen boek van de Israëlische historicus, filosoof en futuroloog Yuval Noah Harari, die in ”Homo Deus” (De mens wordt God) aangeeft dat er in de toekomst alleen plaats is voor een soort supermensen, omdat gewone mensen door robots vervangen zullen zijn. „Als je niet gelooft dat er een God is, kan ik die redenering wel volgen. Deze mensen zien een mens als een verzameling hardware en software. Die moet je op termijn kunnen namaken en verbeteren.”
De snelle ontwikkeling van robots roept veel morele vragen op, meent de hoogleraar. „Dat geldt vooral de zogenaamde robots die op mensen lijken. In industriële toepassingen zijn ook tal van robots, maar die zitten vaak verstopt in een doorgaand proces van automatisering. Achter een geavanceerde knop van de centrale verwarming schuilt ook een automaat. En wie kent niet de robotgrasmaaier. Een robot kan dingen doen die mensen niet kunnen, zoals het betreden van een gebouw dat in lichterlaaie staat. Dat zijn zegeningen van de techniek.”
Timmerman
Vrees voor een enorm banenverlies heeft De Vries niet. Op verzoek van de RMU (zie: ”Richt onderwijs in op robots”) nam hij kennis van studies naar de gevolgen van robotisering voor de arbeidsmarkt. „We hebben het natuurlijk over een breed scala aan sectoren, maar over het algemeen kijk ik daar heel genuanceerd naar. In de eerste plaats gaat het bij de invoering van robots vaak om saai, vervelend, vies of gevaarlijk werk. Het werk aan de lopende band had en heeft soms mensonwaardige aspecten.”
Daar komt in de meeste gevallen ander werk voor terug, stelt De Vries. „Er is altijd iemand die de robots moet bewaken en begeleiden. Er zijn ook zaken die mensen niet kunnen en waarvoor met robots wel mogelijkheden bestaan. Alleen in die banen waar het draait om pure informatieverwerking, zal de robot het winnen. Maar nadenken en inspelen op onverwachte situaties moet je altijd en overal, en dat is alleen voor de mens weggelegd. De mens is uniek. Een robot kan wel seriematig kasten maken, maar een goede timmerman weet wat mensen mooi vinden.”
Lachen
Als informatieverwerker is een robot prima te gebruiken, aldus de hoogleraar. „Dan zie je dat een robot ook in staat is om een mens te verslaan. Bijvoorbeeld in de schaakwereld. De computer kan niet denken, maar wel, heel snel, tal van zetten vooruit rekenen. Zodra er iets onverwachts gebeurt waarmee de computer geen rekening had gehouden, is de robot echter de kluts kwijt. Een mens kan in dat geval wel verstandige dingen doen. Je zag in de beginperiode van het gebruik van de automatische piloot in vliegtuigen ook ongelukken. Met een zelfrijdende bus in Eindhoven ging het al een keer mis en de zelfrijdende auto heeft eveneens de nodige problemen. Daarom moeten er altijd mensen in de buurt zijn die kunnen ingrijpen.”
Nog belangrijker is volgens hem het feit dat een robot, hoe vermenselijkt deze ook is, geen geest en daarom geen echte emoties bezit. „Je kunt programmeren dat-ie lacht om een grap, maar een robot kan geen liefde tonen. Maar liefde is nu juist de kern van het werk in de zorgsector. Daarom kun je een robot die taak in ziekenhuizen of instellingen niet laten overnemen. Zelfs al zou een demente bejaarde het verschil niet zien, dan nog is dat mensonwaardig.”
Sterfelijkheid
Met het verlenen van een menselijk paspoort aan een robot wordt wat hem betreft een grens overschreden. „Filosofisch is de vraag of het al dan niet kan interessant, maar een robot heeft geen geest. Het is opvallend hoe er soms over de menselijke kant van een robot wordt gedacht.”
Discussies over de menselijkheid van robots worden volgens De Vries soms aangejaagd door filmmakers. „In sciencefictionfilms zie je, overigens al heel lang, dat bepaalde lijnen tot in het absurde worden doorgetrokken. Soms zijn bepaalde beelden zelfs beangstigend. Dat doen filmmakers om het debat te stimuleren, los van het feit of het ook allemaal werkelijk kan.”
Zo is er een sciencefictionfilm geweest waarin een robot probeert via de rechter aan te tonen gelijkwaardig te zijn aan een mens. Aanvankelijk krijgt hij ongelijk. De rechter gebruikt daarbij het argument dat de robot niet sterfelijk is. Vervolgens vraagt de robot zijn maker hem op dat onderdeel aan te passen en zijn eindigheid in te bouwen. „Ik vind het heel bijzonder dat door de filmmaker gekozen wordt voor de sterfelijkheid als het draait om de vraag wat de belangrijkste eigenschap van een mens is”, zegt De Vries. „Het brengt ons weer bij de Bijbel. Die leert dat de mens ooit onsterfelijkheid bezat, maar die heeft verloren door de zondeval. Het streven om, buiten het werk van Christus om, te willen opklimmen tot onsterfelijkheid, geeft ten diepste de hoogmoed van een mens weer. Het is een nieuwe torenbouw van Babel. Op dergelijke inspanningen valt niet veel zegen te verwachten.”
Prediker
De hoogleraar ziet golfbewegingen als het gaat om het ongebreideld geloof in de vooruitgang van de techniek. „Ook in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw werd er gedacht dat er aan de vooruitgang geen einde zou komen. Dat zwakte later weer af. Nu bevinden we ons weer in zo’n beweging naar boven.”
Mensen blijven daarmee bezig, meent De Vries. „Je komt er nooit uit als je niet het geloof bezit dat het beste nog moet komen. Alleen die overtuiging kan de kramp van het streven naar een betere wereld bevrijden. Het boek Prediker laat zo treffend zien wat er gebeurt als je je opsluit in deze wereld. Dan blijft er alleen ijdelheid en pragmatisme over. Salomo waarschuwt daarvoor. Alleen door te kijken naar wat boven de zon is, kun je van die zucht naar vooruitgang worden verlost.”
„Richt onderwijs in op robots”
Een steeds groter deel van de economie zal worden beheerst door technologische ontwikkelingen: digitalisering en robotisering rukken op. Tijd voor bezinning, meent Chris Baggerman, coördinator arbeidsvoorwaardenbeleid bij de Reformatorisch Maatschappelijke Unie (RMU).
„Als je mensen in de nabije toekomst op de arbeidsmarkt perspectief wilt geven, moet je daar in het onderwijs al rekening mee houden. We moeten ons onderwijsstelsel zo inrichten, dat kinderen voorbereid zijn op een economie waarin IT, kunstmatige intelligentie en robots centraal staan.”
Vragen van RMU-leden waren voor hem aanleiding om prof. Marc de Vries te vragen mee te denken over verschillende aspecten rond automatisering en robotisering. „Vooral in de financiële hoek zag je de afgelopen jaren massale ontslagen doordat informatieprocessen werden geautomatiseerd. Daaruit blijkt dat het om veel meer gaat dan alleen maar blikken mannetjes. Ook een pinautomaat is een robot. Voor- en tegenstanders zijn het erover eens dat de verdere ontwikkeling van robots onontkoombaar is.”
Baggerman is, net als De Vries, niet zo bevreesd voor een groot banenverlies. „Verzet tegen technologische ontwikkelingen is niets nieuws. Vanaf 1890 zie je een constante groei van werkgelegenheid en stijging van de arbeidsparticipatie. Iedere technologische vooruitgang brengt verlies aan werkgelegenheid, maar creëert tegelijkertijd ook nieuwe werkgelegenheid. Binnen bestaande banen zullen robots vooral routinematige taken overnemen, terwijl de taken die creativiteit en flexibiliteit vergen deel van die baan zullen blijven uitmaken. Robots kunnen bijvoorbeeld beter data verzamelen en analyseren. Maar omdat een mens creatiever en flexibeler is, komen er andere taken voor in de plaats. Neem de cassière in een supermarkt. Die zal door de zelfscanners op enige termijn verdwijnen, daar ben ik van overtuigd. Maar het winkelend publiek wil steeds meer beleving en heeft wel behoefte aan een gastvrouw of iemand die helpt bij het samenstellen van een recept.”
Scheepsschroef
Zo geldt dat volgens hem ook in andere sectoren. „In de industrie zie je al jaren een verschuiving van de blauwe overall naar de witte boord. Maar aan de basis heb je altijd vakmensen nodig.” Aan jongeren laat Baggerman nog wel eens zien hoe een scheepsschroef compleet door een 3D-printer gemaakt wordt. „De 3D-printer en de software moeten wel ontwikkeld en gemaakt worden. Aan het productieproces van de schroef komt weliswaar geen mens te pas. Maar die schroef moet wel worden geplaatst en afgesteld.”
Volgens Ryan Avent, als publicist verbonden aan het Britse tijdschrift The Economist, die recent een boek over robotisering schreef, zijn er straks meer mensen dan banen. Er ontstaat een soort van baanloze onderklasse. Baggerman gelooft er niets van. „We moeten ons er echter wel van bewust worden dat de veranderende samenleving andere eisen aan mensen stelt. Na een schoolopleiding is het allerminst afgelopen. Uit een recent onderzoek van het adviesbureau McKinsey blijkt dat we minstens een halve dag per week nieuwe dingen moeten blijven leren om up-to-date te blijven in ons werk. Het is van het grootste belang dat we een sociaal netwerk en een netwerk van deskundigen onderhouden.”
Slavenarbeid
Het gebruik van techniek roept vragen op. Kwalijke voorbeelden ziet Baggerman bij bedrijven die wereldwijd met alleen maar een appje hun diensten aan de man brengen en er een dikke boterham aan verdienen. „Neem het wereldwijde taxibedrijf Uber. Bij de mensen die voor deze ‘onderneming’ werken, kun je je afvragen: gaat het hier nog om een echte baan of is er sprake van slavenarbeid? Je hebt geen collega’s, geen sociale zekerheid, in feite niet eens een echte werkgever. Wachttijd wordt niet vergoed en het uurloon bedraagt netto nog geen 6 euro.”
Een soortgelijke beweging ziet Baggerman in de sector voor maaltijdbezorging. „Met een app kunnen mensen hun maaltijd bestellen, een flinke commissie vloeit in de zakken van het platform. Met alle gevolgen van dien voor de restaurants. Mensen zeggen vaak dat de techniek de boosdoener is, maar het is de mens die er verkeerd gebruik van maakt. Als RMU zullen wij daar voor blijven waarschuwen. Werkgevers, zelfstandigen en werknemers dienen te beseffen dat we geroepen zijn om te arbeiden. Zoals Calvijn dat zo prachtig verwoordt: tot eer van God, tot heil van onze naaste en om in ons levensonderhoud te voorzien.”