‘Niet het fijnste archief’ nu openbaar
Ze scheidde in 1940 van haar Duitse man, wiens nationaliteit ze bij haar huwelijk vanzelf had gekregen. Tijdens de bezetting zat ze in het verzet. Maar na de oorlog moest ze alle zeilen bijzetten om niet als vijand te worden gezien en om haar bezittingen terug te krijgen. Ze is een van de mensen die destijds te maken kregen met het Nationaal Beheersinstituut, waarvan de dossiers dinsdag werden vrijgegeven door het Nationaal Archief.
Het instituut „beheerde” de vermogens van de mensen met de Duitse nationaliteit, totdat die zelf hadden aangetoond dat ze niets op hun kerfstok hadden. Anders konden de bezittingen worden ingenomen als „herstelbetaling” voor de oorlogsschade. En Duitser was je volgens de wet ook als je alleen maar met een Duitser getrouwd was. Nederlands-Duitse huwelijken waren er vooral in de grensstreek veel.
Het Beheersinstituut hield zich ook bezig met de vermogens van (veelal naar Nederland gevluchte en daarna gedeporteerde) Duitse Joden. Die waren volgens de nazi-wetten geen Duitser meer, maar omdat Nederland de nazi-wetten natuurlijk niet erkende, waren ze het op papier weer wel.
Promovenda Marieke Oprel, die met een boek over het onderwerp komt en al eerder inzage had, was geschokt door wat zij al is tegengekomen in haar onderzoek. „Mijn haren stonden soms recht overeind.” De bewijslast voor goed gedrag lag bij de mensen met de Duitse nationaliteit en dat leverde natuurlijk problemen op voor de benodigde verklaring van ‘ontvijanding’.
„Ik sluit niet uit dat mensen op basis van deze dossiers, die nu voor iedereen zijn in te zien, in de pen gaan klimmen.” Ze merkte al dat de kwestie nabestaanden soms nog hoog zit. Niet dat er een heleboel meteen zullen gaan claimen: „Er is ook iemand die gewoon graag een foto wil van de inventarislijst van de boerderij van haar vader.”
Aan de situatie kwam in 1951 een eind, nadat de Rooms-Katholieke Kerk er volgens Oprel als eerste bezwaar tegen had gemaakt.
Wat haar opvalt is dat nabestaanden de situatie van toen, vlak na de oorlog, vaak nog wel bevatten. „Maar er heerst ook een gevoel van onrechtvaardigheid.” Oprel verwijst naar het heden, waarin er vaak discussie is over wie Nederlander is en wie niet.
Het archief met deze geschiedenis was een jaar of veertig geleden nog bijna bij het oud vuil gezet. „Het was niet het meest fijne archief om te behouden”, aldus Oprel, die echter niet weet of men er daarom destijds van af wilde of dat er een gewone opruimwoede heerste. Het werd in ieder geval voorkomen.