Kinderboekenseries blijven populair
Ze zijn en blijven geliefd bij kinderen: leesboeken die deel uitmaken van een serie. En christelijke uitgevers spelen daar stevig op in.
Op de laatste dag voor de kerstvakantie kwam een van mijn zoons thuis met een leeskaart. Een velletje papier met allemaal sterren. Elke keer wanneer hij tien minuten heeft gelezen –best een uitdaging als je in groep 3 zit– mag hij een ster inkleuren. Om het lezen extra te stimuleren geeft elke ster een andere opdracht: de ene keer moet je in je pyjama lezen, een andere keer hardop. Of je mag tijdens het lezen een kerstkransje opeten. Wie na de vakantie een volle kaart kan laten zien, mag een cadeautje grabbelen.
Een supervondst, wat mij betreft. Want het valt helemaal niet altijd mee om je kind aan het lezen te krijgen. Soms lijkt het wel alsof kinderen van nu geen overzicht houden als ze bladzijden vol letters voor zich hebben liggen.
Juist om die reden is het ook niet vreemd dat veel uitgevers inzetten op series: ze binden kinderen aan het boek. Als een kind eenmaal vertrouwd is met een bepaalde schrijfstijl, met een bepaalde setting en vooral met bepaalde personages, is de drempel om aan een nieuw boek te beginnen veel kleiner.
Kinderjury
De kinderboekenoogst van dit winterseizoen maakte opvallend duidelijk dat kinderboekenseries zeker in christelijk Nederland geliefd zijn. Alleen al bij uitgeverij Den Hertog is zo’n driekwart van de kinderboeken die in najaar verschenen onderdeel van een serie – of minstens een vervolg op een eerder verschenen boek (een ”losstaand vervolg” heet dat, om lezers die onbekend zijn met zo’n eerder deel niet af te schrikken).
Buiten de christelijke kinderboekenwereld liggen de kaarten niet heel anders, overigens. Sla de ranglijsten van de jaarlijkse Kinderjury er maar op na: het gros van de door kinderen gekozen winnaars maakt deel uit van series zoals ”De waanzinnige boomhut” en ”Dagboek van een muts”.
Literair gezien hebben dergelijke series meestal niet zoveel om het lijf, al zijn ze heus niet allemaal belabberd geschreven. Hun laagdrempeligheid verklaart hun succes: seriedelen moeten vooral makkelijk leesbaar zijn, moeten de lezer niet te veel laten denken. Vaart, veel avontuur en als het even kan een scheut humor.
Actie en spanning
Bij boeken vanuit christelijke hoek ligt de focus overduidelijk op actie en spanning. Het gros van de nieuwe series past in het genre avonturenverhaal. De nadruk op vaart leidt nogal eens tot boeken met vluchtige dialogen of tot een gebrekkige plotopbouw. Maar een avontuurlijk verhaal hoeft een goede schrijftechniek natuurlijk niet in de weg te staan. Zo weet Anja Bout-Monteau diverse flashbacks in haar meidenboek ”Je bent mijn moeder niet!” te verweven. Niet gekunsteld, maar prima ingebed in het verhaal.
Humor is minder dikbezaaid in het christelijke kinderboek. Natuurlijk zijn er grappige opmerkingen –die niet altijd de juiste snaar raken– maar vergeleken met het aanbod op de algemene markt stellen ze niets voor. Daar kunnen series niet grappig en niet fantastisch genoeg zijn. Neem alleen al de populaire waanzinnige boomhut, die elk deel 13 verdiepingen hoger wordt. Of de serie van Jochem Myjer over de Gorgels, kleine mensachtige figuren die in diepe gangenstelsels leven, maar die ’s nachts kinderen beschermen tegen Brutelaars, wezentjes die je ziek maken.
Doldwaas
Op de een of andere manier blijft het voor christenauteurs moeilijk om zo’n totaal andere wereld te creëren. De hang naar echtheid, naar realiteit is kennelijk diepgeworteld. De nieuwe series brengen weinig verandering in dit patroon, op twee na. ”De Salto Sultan”, eerste deel in de serie ”Cruiseschip de Cliffhanger” van Corien Oranje, speelt zich weliswaar af op een ‘gewoon’ cruiseschip, toch zijn de avonturen doldwaas. Voor Oranje is het genre niet nieuw; zij is een van de weinige christenauteurs die al eerder humoristische series schreef.
Net als Bram Kasse trouwens, die ook al liet zien dat hij wel raad weet met een portie humor. ”Pas op voor de taart”, het eerste deel van een serie voor beginnende lezers, is echter zijn meest humor- en fantasievolle boek tot nu toe.
Dat boek van Kasse laat ik in huis opzichtig rondslingeren. De kerstvakantieleeskaart is namelijk nog lang niet vol. De eerste ster was de eerste dag al gekleurd: die met het kerstkransje. De rest gaat beduidend langzamer. Voorgelezen wórden vindt ons groep-3-kind stiekem toch wel een stuk fijner. Maar ik blijf hopen. Als schrijvers aantrekkelijke boeken maken –vol avontuur én humor– dan zullen de lezers toch wel volgen? Het zal me niet verbazen als er in de laatste vakantieweek nog heel wat sterren ingekleurd worden.
Boekgegevens
Pas op voor de taart, Bram Kasse; uitg. Den Hertog, Houten, 2017; ISBN 978 90 331 2843 1; 61 blz.; € 8,50.
“Pas op voor de taart” is een humoristisch boek voor kinderen die net leren lezen. In het dorp van jip en zijn vier broers is een feest ter ere van heer hop. Maar er gaat iets mis, want ook ook brok de boef woont in het dorp. Uiteindelijk vervullen de broers de heldenrol. Met de bange oom faas, die geen mens in zijn tuin wil maar wel veel dieren.
Op het eerste gezicht doet dit sprankelende boek sterk denken aan het boek ”Ren juf, ren!” (Corien Oranje, 2013), met name door de stijl van de illustraties. Waarom is niet geprobeerd meer afstand te bewaren?
Kasse heeft de beperkte stilistische mogelijkheden binnen dit AVI-niveau absoluut benut. Zo is er een kip die telkens „flatst”, ofwel ergens onhandig terechtkomt. Wat natuurlijk ook weer erg grappig is.
Battje en de bandenprikker, Simone Foekens; uitg. Den Hertog, Houten, 2017; ISBN 978 90 331 2838 7; 78 blz.; € 8,90.
Battje, de hond uit ”Battje en de bandenprikker” bestaat echt. Hij was een politiepup van Politie Almelo, de woonplaats van auteur Simone Foekens. In dit eerste deel beleeft Battje samen met Sem, zoon van een politieagent, en zijn nieuwe buurmeisje Evi –haar ouders zijn net gescheiden– zijn eerste avontuur.
Als bij diverse auto’s de banden zijn lekgestoken, wil Sem op onderzoek uit. Natuurlijk mag dat niet, maar in een avonturenverhaal houdt zoiets kinderen niet tegen. Ook al sturen ze de politie eerst af op een onschuldige buurman, uiteindelijk lukt het ze om ook de echte bandenprikker te overmeesteren.
”Battje en de bandenprikker” is spannend, maar niet te. Prima voor de doelgroep, kinderen vanaf groep 5. Het plot houdt de aandacht gevangen, en Foekens schrijft afgewogen.
Rivierdolfijnen in nood (serie Geheimen van de jungle), Teunie Suijker; uitg. Den Hertog, Houten, 2017; ISBN 978 90 331 2853 0; 101 blz.; € 9,50.
Vince en Nicky, een tweeling uit groep 8, verhuizen tijdelijk naar het Amazonegebied van Brazilië. Hun vader doet onderzoek voor een natuurbeschermingsorganisatie. De Nederlandse hoofdpersonen maken de identificatie eenvoudig. Bovendien lukt het Teunie Suijker om de vreemde omgeving zo te schetsen dat die dichtbij komt.
In Brazilië trekt de tweeling veel op met Lenno, zoon van een Nederlandse vader en een indianenmoeder. Zijn familie woont middenin de jungle en gelooft in geesten. „God zegt dat wij niet met geesten in contact mogen komen”, zegt Nicky. Verder komt dit nauwelijks aan de orde.
De kinderen ontdekken dat Sousca, Lenno’s lievelingsdolfijn, in gevaar is. Dat levert genoeg avontuur op, en hier en daar is ook ruimte voor wat psychologie. Suijkers schrijfstijl kenmerkt zich door veel dialoog, vaak op plagerige toon.
Vuurzee (serie Brand meester!), Herman Wilbrink; uitg. Den Hertog, Houten, 2017; ISBN 978 90 331 2849 3; 126 blz.; € 9,90.
Het omslag van ”Vuurzee” lokt meteen uit tot lezen. De grote brandweerauto, omringd door vuur, is een goede trekker voor de doelgroep. Hoofdpersoon Sander (havo 4), loopt stage bij de Apeldoornse brandweer. Hoogtepunt en tegelijk dieptepunt van zijn stage is een enorme heidebrand waar de brandweermannen maar ternauwernood heelhuids van terugkomen („Heere, help ons”, bidt Sander op een angstig moment). Een goed doordacht plot ontbreekt in het boek en ook qua taal blijft auteur Wilbrink nog te vaak steken in clichés.
”Vuurzee” biedt kinderen veel avontuur en actie, maar soms is de toon te volwassen. De opbloeiende relatie tussen hoofdpersoon Sander en Rachel is bijvoorbeeld erg serieus, voor een kinderboek. De serie ”Brand Meester!” zal het vooral moeten hebben van het stoere thema.
Vrouw vermist (serie Douwe en Dario, Redders in de bergen), Adri Burghout; uitg. De Banier, Apeldoorn, 2017; ISBN 978 94 029 0470 3; 148 blz.; € 9,95.
”Vrouw vermist!” is een typische Burghout. Het boek speelt zich af in de bergen van Zwitserland. Gletsjers, magnifieke vergezichten, stoere bergtochten, ze komen allemaal voorbij.
Huisarts Douwe en zijn zoontje Dario hebben de hoofdrol. Dario’s moeder leeft niet meer, ze is omgekomen tijdens een ongeval in de bergen. Dan verdwijnt er ook nog een vrouwelijke, wat zonderlinge toerist in een gletsjerspleet. Haar redding is extra belangrijk, want ze moet beenmerg doneren aan haar doodzieke zoontje.
Burghouts taal is soms plechtig en zijn dialogen komen af en toe stijfjes over. Ook brengt hij wel erg veel narigheid en actie samen in één boek. Misschien te veel. Maar hij kneedt de ingrediënten wel tot een behoorlijk geloofwaardige eenheid.
Naar de dierentuin! (serie Tess&Jess), Geesje Vogelaar-van Mourik; uitg. De Banier, Apeldoorn, 2017; ISBN 978 94 029 0447 5; 89 blz.; € 10,95.
In ”Naar de dierentuin!” gaat de tweeling Tess en Jess op schoolreisje. Begeleider Daan heeft zijn handen vol aan Bram, een ondeugende jongen die zich nogal dwars en eigengereid opstelt. Je zou vermoeden dat er meer met hem aan de hand is, maar dat lijntje wordt niet netjes afgehecht in dit deel.
Geesje Vogelaar-van Mourik schreef een vlot verhaal, waarin de personages stereotiep zijn neergezet. Dat kan prettig zijn in een boek op dit leesniveau: Bram is wat moeilijk, Koen verlegen, Daan vrolijk. Dan is er nog de springerige Tess, en Jess die graag rijmt maar die ook regelmatig een stichtelijke opmerking maakt („Dat heeft de Heere gedaan. Hij schiep alle dingen uit het niets.”). Op zich mooi dat een kind in de dierentuin verwonderd naar de schepping kijkt, maar er is iets gekunstelds aan Jess’ uitspraken, juist ook omdat ze meerdere malen terugkeren.
Je bent mijn moeder niet! (serie Girls’ Alert), Anja Bout-Monteau; uitg. De Banier, Apeldoorn, 2017; ISBN 978 94 029 0460 4; 230 blz.; € 12,95.
Hoe is het voor een 14-jarig meisje om op te groeien in een pleeggezin? Isabel uit ”Je bent mijn moeder niet!” heeft het erg naar haar zin bij ‘tante’ Fem, maar zou het liefst bij haar echte moeder wonen. Ze besluit gewoon een week te gaan logeren. Vinchy –zoals ze haar moeder noemt– zal toch wel veranderd zijn?
Anja Bout-Monteau schildert secuur hoe het is om zo’n onvoorspelbare en instabiele moeder te hebben, die overigens ook haar lieve buien heeft. Tijdens de logeerweek denkt Isabel vaak terug aan haar jeugd. De lezer krijgt die flarden voorgeschoteld in relevante flashbacks.
Dit meisjesboek, dat qua uitwerking boven veel genregenoten uitsteekt, maakt pijnlijk duidelijk hoeveel narigheid een moeilijke jeugd met zich meebrengt. Ook laat het zien wat de waarde van echte vriendinnen is, zeker in contrast met de foute mannen uit Vinchy’s kennissenkring.
Het Kwade Woud, Leendert van Wezel; uitg. Mes, Vierhouten, 2017; ISBN 978 90 595 2279 4; 135 blz.; € 8,95.
”Het Kwade Woud” is een spannend boek met een duidelijk christelijke moraal, wat past bij Leendert van Wezel. Hoofdpersoon Steven –middelbareschoolleeftijd– ontdekt dat in het bos vreemde figuren samenkomen. Hij blijft, samen met Joyce, op onderzoek uitgaan. Ook als het gevaarlijker wordt en als hij de kracht van duistere machten voelt. De vreemde figuren blijken zich bezig te houden met moderne hekserij. Ze hebben het gemunt op de kerk en schrikken niet terug voor geweld – dat is wel erg zwart-wit. Mooi is de positieve rol van de godsdienstlerares die met haar leerlingen doorpraat over de macht van de geestenwereld.
In de laatste hoofdstukken vallen allerlei puzzelstukjes in elkaar, maar er moet nog (te) veel uitgelegd worden. Het ”Kwade Woud” is een boeiend boek. Maar schrijftechnisch had het sterker mogen zijn, juist omdat Van Wezel eerder heeft laten zien dat hij dat kan.
De Salto Sultan (serie Cruiseschip De Cliffhanger), Corien Oranje; uitg. Columbus, Heerenveen, 2017; ISBN 978 90 854 3331 6; 125 blz.; € 9,95.
In ”De Salto Sultan”, het eerste deel in een serie van Corien Oranje, gebeuren geen dingen die onmogelijk zijn, maar alledaags zijn de setting en de avonturen evenmin. Farouks vader, wereldkampioen schoonspringen, en zijn moeder, beroemd beautyvlogger, krijgen een baan op een cruiseschip.
Aan boord ontspinnen zich allerlei dwaze avonturen. Samen met Nina ontpopt Farouk zich tot detective. Helemaal spannend is het als zijn vader een schoonspringsprong doet vanaf het dek en hij veel te lang onder water blijft – wat onderdeel van de act blijkt te zijn.
Oranje beschrijft veel hilarische scènes, bijvoorbeeld tijdens schoonspringles. De geschetste leefwereld –met spectaculaire stunts, zwierende tweelingzussen op leeftijd en vlogs over kunstnagels– zal niet bij elke lezer herkenning oproepen. Maar dat Oranje een meesterlijke fantasie heeft staat buiten kijf.