Vrijspraak in zaak „moord zonder lijk”
Het gerechtshof in Leeuwarden heeft woensdag de 40-jarige Cafer G. vrijgesproken. Hij werd verdacht van het doden van Michael de Vrieze uit Burum in 2010. Het lichaam van de 45-jarige Fries is nooit gevonden.
Volgens het hof is er onvoldoende bewijs voor doodslag, waarvoor hij in 2013 door de rechtbank in Groningen was veroordeeld. G. kreeg destijds een celstraf van twaalf jaar opgelegd.
Uit nader bloedonderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat er een misdrijf heeft plaatsgevonden, aldus het hof. Door het Openbaar Ministerie was in hoger beroep opnieuw twaalf jaar geëist.
De Vrieze, een fanatiek schaker die sinds 11 april 2010 werd vermist, en G. deelden een woning in Groningen. Het hof volgt de lezing van het NFI dat weinig bloed in de woning had aangetroffen, maximaal een kwart van een borrelglas. Een bloedsporenexpert van de politie stelde op zitting twee weken geleden dat er juist zoveel bloed was gevonden, dat sprake moet zijn geweest van een misdrijf. Het OM deelde die visie.
De beroepszaak zou al in oktober vorig jaar worden behandeld. In de aanloop naar die zitting ontkrachtte nader onderzoek van het NFI het oordeel van de Groninger rechtbank. G. mocht het hoger beroep buiten de cel afwachten en werd door de vreemdelingendienst als ongewenste vreemdeling naar Turkije gebracht. G. heeft de Turkse nationaliteit.
Hij was twee weken geleden niet bij de inhoudelijke behandeling. Voor het bijwonen moest G. in vreemdelingenbewaring, wat hij weigerde. Ook zijn advocaat was afwezig omdat er volgens hem geen sprake is van een eerlijk proces. Dit werd woensdag door het hof verworpen.
Het hof deelt de mening van het NFI dat uit de aangetroffen bloedsporen van De Vrieze niet valt op te maken in welke volgorde activiteiten in de woning hebben plaatsgevonden en op welke plek er bloed zou zijn verloren. Een misdrijf is mogelijk, aldus het hof, maar dit kan door de bloedsporen niet onomstotelijk vastgesteld worden. Het OM laat weten naar het arrest te kijken en beslist binnen twee weken of het in cassatie gaat.