Dit zei voorzitter W. N. C. Heeren woensdag op de jaarvergadering van KNV Goederenvervoer. Hij verwacht dat er veel werkgelegenheid verschuift naar de nieuwe Oost-Europese EU-lidstaten. „Daar zijn de loonkosten aanmerkelijk lager, heerst een goed ondernemingsklimaat en kennen de werknemers een goede arbeidsmoraal,” aldus de voorzitter van de werkgeversorganisatie in zijn jaarrede.

De loonkosten in het internationale vervoer maken ongeveer 45 procent van de totale kostprijs uit, terwijl de lonen in bijvoorbeeld Polen maar een kwart van die in Nederland bedragen. De hoge loonkosten in Nederland zullen ertoe leiden dat op het gebied van internationaal transport hetzelfde gebeurt als wat zich eerder in de textielindustrie en de scheepvaart voordeed: een verschuiving van de werkgelegenheid naar lagelonenlanden. Van de verwachte groei van het internationale goederenvervoer met ruim 50 procent profiteert de Nederlandse arbeidsmarkt dus niet, aldus Heeren.

Volgens hem is het belangrijk om in de CAO’s de nullijn vast te houden. Tegelijkertijd moeten de Nederlandse logistieke dienstverleners zich meer en meer concentreren op de toegevoegde waarde die de bedrijven kunnen leveren. Hooggeschoold personeel, gedegen logistieke kennis en it-ontwikkelingen geven deze toegevoegde waarde. Het opereren in zogenaamde nichemarkten, innovatie en specialisatie zijn de onderwerpen waarmee Nederlandse bedrijven zich moeten onderscheiden van de concurrentie.

Daarnaast is het voor de bedrijven van belang dat er gelijke concurrentievoorwaarden gegarandeerd worden. Dit betekent volgens Heeren onder andere dat Nederland niet als enige land in Europa accijnzen moet verhogen, dat voor alle vervoerders in Europa dezelfde regels gelden en dat deze op een gelijke wijze worden gehandhaafd. Een andere belangrijke Europese taak is het komen tot een Europese richtlijn met betrekking tot tolheffing, waarbij wordt gestreefd naar één heffingssysteem met één techniek, één tarief en één bestedingsdoel.