De RSJ concludeert dat gedwongen jeugdhulp voor kinderen tot zeker veertien jaar de voorkeur moet hebben boven strafrechtelijke afhandeling. Dat betekent dat niet alleen de ‘strafrechtelijke minimumleeftijd’ omhoog zou moeten, maar ook de jeugdhulp moet dan worden verbeterd.

Minister Sander Dekker (Rechtsbescherming) komt later met een reactie op het advies. Wel vraagt hij zich af „of het jeugdstrafrecht gemist kan worden”. Dekker wijst erop dat het strafrecht zorgt voor genoegdoening aan slachtoffers en samenleving. Ook kan het gebruikt worden om af te dwingen dat een dader zich laat helpen.

Dekker gaat met zijn collega Hugo de Jonge van Volksgezondheid, de gemeenten en andere betrokkenen kijken of ze de aanpak van jeugddelinquenten kunnen verbeteren.

De RSJ wijst erop dat het VN-kinderrechtencomité stelt dat de leeftijdsgrens ideaal gezien op minstens veertien jaar ligt. Ook is het volgens de raad zo dat de meeste jongeren pas vanaf hun veertiende goed snappen wat er gebeurt in een strafrechtelijk proces. Ook moet iemand oud genoeg zijn om de gevolgen van het eigen gedrag te kunnen overzien. Het advies om de minimumleeftijd te verhogen is op deze bevindingen gebaseerd.